3m hst 5 woordenschat overdrijving en ironie




3 mavo 
woordenschat hst. 5
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les




3 mavo 
woordenschat hst. 5

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf een zin waarin je heel erg overdrijft

Slide 2 - Woordweb

Schrijf een zin waarin je iets ironisch zegt

Slide 3 - Woordweb

Lesdoelen
1.Aan het einde van de les kun je  overdrijving en ironie herkennen en begrijpen
2. Aan het einde van de les kun je  de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen in deze paragraaf uitleggen
3. Aan het einde van de les kunnen de leerlingen figuurlijk taalgebruik herkennen



Slide 4 - Tekstslide

Overdrijving
Overdrijving: de schrijver laat iets extra opvallen door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is. Bijvoorbeeld: Het was een doodsaaie les. Een overdrijving is meestal een vorm van figuurlijk taalgebruik. De schrijver bedoelt niet wat er letterlijk staat. Bijvoorbeeld:
We moesten eeuwen op de groentesoep wachten.
We moesten erg lang op de groentesoep wachten, maar geen honderden jaren.

Slide 5 - Tekstslide

Ironie
Ironie: de schrijver zegt iets op een grappige of een wat spottende manier, waardoor de lezer weet dat het niet serieus bedoeld is. Vaak zegt hij dan het tegenovergestelde van wat hij eigenlijk bedoelt. Bijvoorbeeld:
– Geweldig hoor, die twee voor je toets!
– Fijn, al die moddersporen op de schone vloer!
Zelf gebruik je vast ook weleens ironie. Als je wilt dat de ander weet dat je het niet serieus bedoelt, zet je er vaak een emoticon achter.

Slide 6 - Tekstslide

Ik word doodmoe van dat gezeur van jou.
A
ironie
B
overdrijving

Slide 7 - Quizvraag

Het was een doodsaaie film
A
ironie
B
overdrijving

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Was het plaatje ironisch?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Je klets met de oren van het hoofd.
(tegen iemand die weinig zegt)
A
ironie
B
overdrijving

Slide 11 - Quizvraag

Aan het werk
Maken: opdracht 1, 2 3, 4, 5 en 8 van Nieuw Nederlands online Hst 5 Woordenschat & Ironie

Klaar? Checken of je versie 2 van je overtuigende tekst hebt ingeleverd (deadline vanavond), vervolg aankomende maandag.

Slide 12 - Tekstslide

Wat heb je geleerd vandaag?

Slide 13 - Open vraag

volgende week
verder met schrijfvaardigheid/taalverzorging
extra steun vrijdag 7e uur (5x)

Slide 14 - Tekstslide