M7 Economische groei H1

H1 Macro-economische kengetallen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

H1 Macro-economische kengetallen

Slide 1 - Tekstslide

Uitleg
  • Macro-economie gaat over het systeem (bv. in een land) als geheel. Micro-economie gaat over individuele personen of bedrijven.
  • Macro-economische kengetallen: getallen die iets zeggen over de macro-economie, zoals totale productie, totale werkgelegenheid in een land.

Slide 2 - Tekstslide

https://whiteboard.fi/d8ft8
In de economie vaak onderscheid tussen 'bruto' en 'netto'.
Betekenis ervan is niet steeds hetzelfde.
Schrijf zoveel mogelijk begrippen op die 'bruto' en 'netto' bestaan + wat de oorzaak is van het verschil.

Slide 3 - Tekstslide

Bruto en netto in de economie
(en wat is het verschil?)

Slide 4 - Woordweb

Waar denk je aan bij het Bruto binnenlands product (BBP)?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Video

Bruto binnenlands product
  • Waarde van alle in een land geproduceerde goederen en diensten (in een periode, bv. een jaar)
3 manieren om dat te berekenen: 
  • Objectieve methode (objecten => wat wordt geproduceerd)
  • Subjectieve methode (subjecten => wat verdienen we met ter beschikking stellen productiefactoren)
  • Bestedingsmethode (hoe wordt het inkomen besteed)

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de toegevoegde waarde in een bedrijfskolom?

Slide 8 - Woordweb

Objectieve methode

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel bedraagt het BBP in Nederland
(in 2020)?

Slide 10 - Woordweb

Subjectieve methode
NBI = totaal van de (primaire) inkomens die verdiend worden met het ter beschikking stellen van productiefactoren.
Wat zijn de productiefactoren (en de vergoeding daarvoor)?
  • Arbeid (loon)
  • Kapitaal (huur, rente)
  • Natuur (pacht voor grond)
  • Ondernemerschap (winst)

Slide 11 - Tekstslide

Subjectieve methode
NBI = totaal van de (primaire) inkomens die verdiend worden met het ter beschikking stellen van productiefactoren.
NBI = Netto binnenlands inkomen
  • BBI = Bruto binnenlands inkomen = NBI + afschrijvingen

  • Naast 'binnenlands', ook 'nationaal' => niet de landsgrenzen (Nederland), maar ingezetenen (Nederlanders).

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Opdrachten



H1: Opgaven 1 t/m 10 maken en nakijken

Slide 16 - Tekstslide