Grammatica, les 6

• Applicatie- en mediaontwikkelaar
• Basisschool
• Groep 3

Grammatica, les 6

Hoofdstuk 3. Werkwoordsspelling

Geef aan in welke zinnen de
persoonsvorm moet worden
ingevuld

1. Ik was heel blij dat Marieke het feest (voorbereiden).
2. Ik was heel blij dat Marieke het feest wilde (voorbereiden).
3. Ik vroeg of hij niet zo hard wil (praten).

Deze les

• Persoonsvorm in de verleden tijd

Vermoeden (ik, tegenwoordige tijd)

Sterke werkwoorden

• Veranderen van klank
• lopen / liepen
• worden / werden
  

Vermoeden (ik, verleden tijd)

Zwakke werkwoorden

•  stam+te
• stam+ten
• stam+de
• stam+den

Vermoeden (jij, tegenwoordige tijd)

Moeilijk

• Als een werkwoord op –den of op –ten.
  
• Verwachtten, stichtten, vermoedden

Vermoeden (jij, verleden tijd)

Twijfel

• t of d
• 't sexy fokschaap

Vermoeden (wij, verleden tijd)

Kies de juiste vorm

1. ruisde
2. ruiste

Kies de juiste vorm

1. verhuisde
2. verhuiste

Gram 3

• Maak de opdrachten van de paragrafen die je nog niet voldoende hebt gemaakt op de oefentoets
• Werk eventuele achterstanden weg