present perfect

Never have I ever .....

present perfect
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2,3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Never have I ever .....

present perfect

Slide 1 - Tekstslide

Today
 lesdoel:gebruiken   Present perfect

-opdrachten: 14+16
-lets check

Slide 2 - Tekstslide

                       Present perfect


        have / has + voltooid deelwoord

Slide 3 - Tekstslide

Wat is dan het voltooid deelwoord?
                                   regelmatige werkwoorden 
                                                           
                                   onregelmatige werkwoorden
Zie blz:105 van je coursebook

1
2

Slide 4 - Tekstslide

           
             regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed
play - played
walk - walked
work - worked
want - wanted

Slide 5 - Tekstslide

           
             onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
To do - did - done
to fly - flew - flown
to fight - fought - fought

Slide 6 - Tekstslide

He ..............(never to be)
a superhero

Slide 7 - Open vraag

I ............(never to fly) before

Slide 8 - Open vraag

Vragen maken in de present perfect
zet have/has aan het begin van de zin
vb
  • he has eaten at a restaurant
  • has he eaten at a restaurant?

Slide 9 - Tekstslide

ontkenningen maken in de present perfect
Zet not achter have/ has
VB
  • he has eaten in a restaurant
  • he has not eaten in a restaurant

Slide 10 - Tekstslide

Present Perfect
Wordt gebruikt als iets in het verleden is gebeurd en nog niet is afgelopen

Slide 11 - Tekstslide

before /lately /up till now /for / for how long /just 
already /never /ever /since /so far /yet
signaalwoorden :
(als deze woorden in de zin staan moet je meestal de present perfect gebruiken)

Slide 12 - Tekstslide

  1. Emma ( never to see)......... this film on TV
  2. How often (she to phone) ...... the office ?
  3. .......the Millers  .......... (to arrive) yet?
  4. John ..........(not to go ) on a trip to Alaska.
  5.  (they ever to be) ...........to New York?
  6. Andy ...........(not to repair) his sister's bike.
  7. (you to drop)........a knife in the kitchen.
  8. I  ...........(to buy) a new laptop.
  9. ............(to find) his pen yet?
  10. the students ...........(not to forget) their homework

Slide 13 - Tekstslide

Uitzondering
het is wel afgelopen maar je gebruikt toch 
de present perfect

Het is  afgelopen maar het resultaat is belangrijker dan wanneer het is gebeurd.


I have lost my keys.
Je bent niet meer bezig je sleutels te verliezen maar het resultaat ( bv. je kunt je huis niet in) is belangrijker dan wanneer het is gebeurd.

Slide 14 - Tekstslide

past simple
is het al afgelopen?
nee
present perfect
(have/has volt dw)
ja
staat er in de zin
wanneer het is
gebeurd?
ja
nee
present perfect
(have/has volt dw)
ww + ed /
2e vorm onr

ja
no
No
ja

Slide 15 - Tekstslide

maken opdracht 14+16 
bladzijde 15

Slide 16 - Tekstslide

He .........................(come / just) home


A
simple past
B
present perfect

Slide 17 - Quizvraag

They ...........(buy) their car two years ago
A
simple past
B
present perfect

Slide 18 - Quizvraag

I ..............(see / not) anyone yet.
A
simple past
B
present perfect

Slide 19 - Quizvraag

James ...................(find)
your ring in the garden yesterday.
A
simple past
B
present perfect

Slide 20 - Quizvraag

We ............(prepare / already) dinner.

A
simple past
B
present perfect

Slide 21 - Quizvraag

Mary .................(win) the lottery last year.
A
simple past
B
present perfect

Slide 22 - Quizvraag

is het al afgelopen?
nee
present perfect
(have/has volt dw)
ja
staat er in de zin
wanneer het is
gebeurd?
ja
past simple
nee
present perfect
(have/has volt dw)

Slide 23 - Tekstslide

She .........(to buy) a new car

Slide 24 - Open vraag

He .......(to go) to school

Slide 25 - Open vraag

They ............(to go) to school
this morning

Slide 26 - Open vraag

He ......(to get)a ride to school this morning

Slide 27 - Open vraag

He .... (to get) a ride home

Slide 28 - Open vraag

He ......(to jump) in a puddle this morning

Slide 29 - Open vraag

Our cats ........(to sleep) in a box last night

Slide 30 - Open vraag