5.2 Wat voor ondernemingen?

H5 Is er werk voor jou?


§ 5.1 Wat levert werken op?
§ 5.2 Wat voor ondernemingen?
§ 5.3 Doe jij mee op de arbeidsmarkt?
§ 5.4 Als je zonder werk zit
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H5 Is er werk voor jou?


§ 5.1 Wat levert werken op?
§ 5.2 Wat voor ondernemingen?
§ 5.3 Doe jij mee op de arbeidsmarkt?
§ 5.4 Als je zonder werk zit

Slide 1 - Tekstslide

    In deze les leer je:
    - welke 4 productiesectoren er zijn waarin je kunt werken;
    - waarom arbeidsverdeling wordt toegepast;
    - het verschil tussen leidinggevend en uitvoerend werk;
    - welke ondernemingsvormen er zijn.
          

Slide 2 - Tekstslide

 4 PRODUCTIESECTOREN
Primaire sector
NATUUR (bijv. landbouw, visserij, grondstoffen)
Secundaire sector
PRODUCTIE VAN GOEDEREN (bijv. industrie, bouw, bakker)
Tertiaire sector
COMMERCIELE DIENSTVERLENING (bijv. winkels, banken, transport)
Quartaire sector
NIET-COMMERCIELE DIENSTVERLENING (bijv. zorg, onderwijs, brandweer)
Nederland?
Diensteneconomie 
(tertiair en quartair)

Slide 3 - Tekstslide

In welke sector wil jij later werken?
Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Quartaire sector
Weet ik (nog) niet

Slide 4 - Poll

Arbeidsverdeling
Ieder zijn eigen taak: iedereen doet waar 
hij/zij goed in is (SPECIALISATIE).

Als iedereen geschikt is voor zijn/haar taak, dan verloopt het werk sneller en beter.

Slide 5 - Tekstslide

Leidinggevende functie

verantwoordelijk voor 
wat werknemers doen
bijv. afdelingsleider,
bedrijfsleider.
Uitvoerende functie

uitvoeren van 
opgedragen taken
bijv. vakkenvuller, 
caissière.

Slide 6 - Tekstslide

Ondernemingsvormen


inschrijven bij de Kamer van Koophandel (KvK)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Ondernemingsvormen

* Zzp'er = zelfstandige zonder personeel

Eenmanszaak: één eigenaar

                                   (kan wel personeel in dienst hebben)

* Vof (Vennootschap onder firma)

* NV (Naamloze vennootschap)

* BV (Besloten vennootschap)

Slide 9 - Tekstslide

Ondernemingsvormen

* Zzp'er = zelfstandige zonder personeel

Eenmanszaak: één eigenaar

                                   (kan wel personeel in dienst hebben)

* Vof (Vennootschap onder firma)

* NV (Naamloze vennootschap)

* BV (Besloten vennootschap)

Slide 10 - Tekstslide

er zijn twee of meer eigenaren (= vennoten of firmanten)
die samen de leiding hebben.



Voordelen
- meer geld beschikbaar;
- taken verdelen;
- doorgaan bij ziekte.
Vof (Vennootschap onder firma)
Nadeel
Meningsverschillen

Slide 11 - Tekstslide

Kenmerken eenmanszaak en v.o.f.
Voor een zzp'er, de eigenaar van een eenmanszaak en de eigenaren van een v.o.f. is de winst hun inkomen. Daarover betalen zij inkomstenbelasting. Dat is een belasting die iedereen over zijn privé-inkomen moet betalen.

Bij verlies zijn de eigenaren ook privé aansprakelijk.

Slide 12 - Tekstslide

Kenmerken N.V. en B.V.

Over de winst wordt vennootschapsbelasting betaald.

Het privégeld van de eigenaren en het geld van de onderneming zijn strikt van elkaar gescheiden, dus 

niet privé aansprakelijk.

De eigenaren zijn aandeelhouders. 

De aandeelhouders krijgen dividend als er winst gemaakt wordt.


Slide 13 - Tekstslide

Verschil 
N.V. en B.V.


   N.V.: iedereen kan aandelen     

   kopen (op de beurs)


   B.V.: aandelen zijn niet vrij 

   verhandelbaar

Slide 14 - Tekstslide

   Productiesectoren  <-------->  Ondernemingsvormen

Slide 15 - Tekstslide




- Primair
- Secundair
- Tertiair
- Quartair



- Zzp'er
- Eenmanszaak
- Vof
- N.V.
- B.V.
Productiesectoren:
Ondernemingsvormen:
   Productiesectoren  <-------->  Ondernemingsvormen

Slide 16 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 17 - Tekstslide

Welke van de vier productiesector zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 18 - Quizvraag

Welke van de vier productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 19 - Quizvraag

Welke van de vier productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen de
tertiaire en quartaire sector?
A
Tertiair: goederen Quartair: diensten
B
Tertiair: diensten Quartair: goederen
C
Tertiair: winstdoel Quartair: geen winstdoel
D
Tertiair: geen winstdoel Quartair: winstdoel

Slide 21 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van een beroep in de quartaire sector.

Slide 22 - Open vraag

Waarom passen bedrijven vaak arbeidsverdeling toe?
A
Dan is het werk gevarieerder
B
Dat vinden de werknemers leuker
C
Dan is er geen specialisatie, dus meer afwisseling
D
Dan gaat de productie omhoog

Slide 23 - Quizvraag

Leidinggevend
of
uitvoerend?
A
Leidinggevend
B
Uitvoerend

Slide 24 - Quizvraag

Welke
productie-
sector?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent de afkorting KvK?
A
Kamer voor Kooplieden
B
Kamer voor Koopwaar
C
Koopwaar en Koophandel
D
Kamer van Koophandel

Slide 26 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Bij een v.o.f. zijn de eigenaren aansprakelijk met hun privévermogen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Welke ondernemingsvorm geeft aandelen uit die vrij verhandelbaar zijn?
A
NV
B
BV
C
Eenmanszaak
D
V.o.f.

Slide 28 - Quizvraag

m. § 5.2: opg. 1 t/m 13

(blz. 134 of online)

Slide 29 - Tekstslide

extra uitleg

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

Productiesectoren
Primaire
Landbouw, mijnbouw en visserij
Secundaire
Industrie, bouw en ambacht
Tertiaire
Commerciële dienstverlening (bijv. kapper, marktkoopman, winkels en horeca) 

Winst als doelstelling
Quartaire
Niet-commerciële dienstverlening (bijv. leraar, politieman, arts en brandweer)

Geen winstdoelstelling

Slide 34 - Tekstslide