Staal spelling groep 8 blok 5, week 2, les 4
1 / 16
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Schrijf het woord correct...
Slide 2 - Open vraag
(sjezen) Hij ... door de straat.
A
sjeesde
B
sjeeste
C
sjeezde
D
sjeezte
Slide 3 - Quizvraag
Verzin zoveel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden met een trema!
Slide 4 - Woordweb
Welk woord is goed geschreven?
A
de dommerikken
B
de dommeriken
C
de domerikken
D
de domeriken
Slide 5 - Quizvraag
Schrijf het woord correct.
Slide 6 - Open vraag
(wachten) Toen ... zij op de bus.
A
wachten
B
wacht
C
wachtten
D
wachte
Slide 7 - Quizvraag
Schrijf zoveel mogelijk woorden met het Latijns voorvoegsel 'ab-'!
Slide 8 - Woordweb
Schrijf het woord correct.
Slide 9 - Open vraag
(wegslepen) Hij ... .
A
wordt weggesleept
B
wordt weggesleepd
C
word weggesleept
D
word weggesleepd
Slide 10 - Quizvraag
Schrijf het woord correct.
Slide 11 - Open vraag
De juf liet de leerling het proefwerk zien. Wat is het meewerkend voorwerp?
A
De juf
B
liet
C
de leerling
D
het proefwerk
Slide 12 - Quizvraag
Zijn vader heeft me dat uitgelegd. Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Slide 13 - Open vraag
Ik heb informatie gezocht op mijn computer. Wat is het lijdend voorwerp?
A
Ik
B
heb
C
informatie
D
mijn computer
Slide 14 - Quizvraag
Zij hebben de leiding verplaatst naar de wc. Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
Slide 15 - Open vraag
Heeft zij haar laptop al afgesloten? Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
A
zij
B
haar
C
al
D
heeft
