repetition unit 1 - part 1

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

first lesson
1B
speaking / review grammar unit 1
2K

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

first lesson
1B
TO DO:

1. review grammar
2. speaking game in groups
3. time to work on VLOG

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

One or ones?
This dress is prettier than the other ...
A
one
B
ones

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Complete the sentence with one or ones.
These jeans are much prettier than the ________ over there.
A
one
B
ones

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in: one or ones
Do you like comedies? This ... is hilarious.
A
one
B
ones

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

One or ones?

You've got expensive books and cheap ... .
A
one
B
ones

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous:

Wat geef je aan met de present continuous?
A
Iets dat altijd, nooit of regelmatig gebeurt
B
Iets dat NU aan de gang is.
C
Iets dat is gebeurd in het verleden.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous:

Wat is de regel van de present continuous?
A
ww+ - ed
B
shit = ww+-s
C
vorm van to be + ww+-ing

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous:
Pick the present continuous.
A
We are eating lunch at the cafeteria.
B
They have eaten lunch at the cafeteria before.
C
She ate lunch at the cafeteria.
D
He has eaten lunch at the cafeteria.

Slide 10 - Quizvraag

Present continuous
1. aan te geven dat iets NU aan de gang is. Signaalwoorden zijn o.a: "now, at the moment, listen..." enz.
2. aan te geven dat je iets van plan bent. Meestal staat er bij wanneer je in de toekomst dat van plan bent.
3. irritatie aan te geven
Maak de present continuous door: vorm van 'to be' (am/is/are) + ww+ ing
Susanne is singing right now
Present Continuous:
Pick the present continuous.
A
David works every day.
B
David is taking a shower at the moment.
C
David has lost his keys
D
David lost his keys.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in must or mustn't:

You ________ wear trainers when entering the gym.
A
must
B
mustn't

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in must or mustn't:

You ______ swim in this river. It's too cold!
A
must
B
mustn't

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in must or mustn't:

You ______ shout in the library.
A
must
B
mustn't

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Must or mustn't?
"You ... smoke. It's not healthy."
A
must
B
mustn't

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Word order - wat is de juiste volgorde?
WIE
DOET
WAT
WAAR
WANNEER

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

wie
doet
wat
waar
wanneer
Word Order
timer
1:00
Carolyn
in summer
walking
on the beach
enjoys

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Word Order
to go
next year
they
in Austria
skiing
want

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Match the English Wh-questions to the Dutch.
WIE
WANNEER
WELKE
HOE
WAT

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Drag the correct wh-question to the best fitting sentence.
How
Where
Which
What
Who
When
Why

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies