2.2 waarom zou je sparen?

LESPLANNING
- terugblik les 2.1
- aantekening 2.2 waarom zou je sparen
- opdrachten maken 13 t/m 19 maken
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

LESPLANNING
- terugblik les 2.1
- aantekening 2.2 waarom zou je sparen
- opdrachten maken 13 t/m 19 maken

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik les 2.1

Pinpas of portemonnee?

Slide 2 - Tekstslide

2.1 Pinpas of portemonee?
Directe ruil:
Je ruilt goederen en diensten zonder gebruik te maken van geld
Indirecte ruil:
Je gebruikt geld als ruilmiddel

Slide 3 - Tekstslide

2.1 Pinpas of portemonee?
Giraal geld wordt chartaal geld als je het opneemt bij een geldautomaat

Slide 4 - Tekstslide

2.2 Waarom zou je sparen?
Deze les leer je:
  • Wat de functies van geld zijn
  • Welke redenen je kunt hebben om te sparen
  • Wat rente is en hoe je dit berekend 

Slide 5 - Tekstslide

2.2 Waarom zou je sparen?
Pak je schrift of laptop voor de aantekeningen.

Slide 6 - Tekstslide

Spaar jij ergens voor?

Slide 7 - Woordweb

Geldfuncties
  1. Ruilmiddel
  2. Rekenmiddel
  3. Spaarmiddel
Er zijn drie Geldfuncties
Ruilmiddel
je koopt iets
Spaarmiddel
Geld bewaren om later uit te geven
Rekenmiddel
Om de waarde van iets in geld uit te drukken

Slide 8 - Tekstslide

2.2 Waarom zou je sparen?
Redenen om te sparen (spaarmotieven):
  • Voor een doel (-> om over een tijdje een bepaald iets te kunnen kopen)
  • Uit voorzorg (-> zodat je geld hebt voor als je onverwacht iets moet betalen)
  • Voor de rente (-> je krijgt rente van de bank).

Slide 9 - Tekstslide

Rente
  • Je spaart je geld op de bank
  • De bank 'bewaart' jouw geld. 
  • De bank mag jouw geld uitlenen aan andere klanten.
  • Als 'bedankje' daarvoor krijg jij rente % 

Slide 10 - Tekstslide

Rente berekenen
Rentebedrag per jaar = percentage :100 x spaarbedrag
of
Eerst naar 1% rekenen

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel rente krijg ik. Ik heb € 500,- op de bank en krijg 1,3% rente.

Rentebedrag per jaar = percentage :100 x spaarbedrag

Slide 12 - Open vraag

Wanneer je iets koopt, gebruik je geld als rekenmiddel
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Welk spaarmotief gebruik je als je spaart voor een televisie?
A
sparen voor de rente
B
sparen uit voorzorg
C
sparen voor een doel
D
sparen voor een ander

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Welke geldfunctie hoort bij het filmpje?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag

Paragraaf 2.1 eerst volledig afmaken!

Blz 58 opdracht 18 tot 24
Huiswerk opdracht 25 tot 31

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag



Blz 42 opdracht 13 tot 19
Huiswerk opdracht 20 tot 25

Slide 18 - Tekstslide

Herhaling
Afmaken 25 tot 34 (Rente berekeningen belangrijk!)

Klaar met 2.1 en 2.2 :
Maken herhalingsopdrachten 2.1 en 2.2
Blz 84
som 1 tot 14

Slide 19 - Tekstslide

Herhaling
Nakijken 2.2
Theorie herhaling
Maken herhalingsopdrachten 2.1 en 2.2
Blz 60
som 1 tot 13

Slide 20 - Tekstslide