LB 8 (disco 5)

Naamvallen in Latijn geven
A
betekenis van het woord
B
functie van het woord aan
C
getal van het woord
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
Middelbare school

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Naamvallen in Latijn geven
A
betekenis van het woord
B
functie van het woord aan
C
getal van het woord

Slide 1 - Quizvraag

De functie van de nominativus is
A
onderwerp
B
onderwerp, lijdend voorwerp
C
naamwoordelijk deel van het gezegde
D
onderwerp, naamwoordelijk deel van het gezegde

Slide 2 - Quizvraag

Schrijf de twee functie van de accusativus op:

Slide 3 - Open vraag

Dativus heeft de functie van:

Slide 4 - Woordweb

De dativus vertalen wij in het Nederlands met
A
aan
B
voor
C
met
D
door

Slide 5 - Quizvraag

Dativus mv. van nos
A
nos
B
vobis
C
nobis
D
ei

Slide 6 - Quizvraag

Dativus ev. van is (hij) is:
A
tibi
B
is
C
eae
D
ei

Slide 7 - Quizvraag

rosae is
A
nom. ev.
B
dat.ev.
C
gen.mv.
D
acc.mv.

Slide 8 - Quizvraag

Dativus mv. van vestigium is
A
vestigio
B
vestigia
C
vestigiis
D
vestigis

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling:
Mihi frater est.
A
Aan mij is een broer.
B
Dit is mijn broer.
C
Ik heb een broer.

Slide 10 - Quizvraag

Mihi frater est.
Zo een dativus noemen wij:

A
dativus van bezit
B
dativus als onderwerp
C
dativus object

Slide 11 - Quizvraag

Bij het werkwoord parcere hoort als aanvulling een dativus.
Welke functie heeft deze dativus:
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 12 - Quizvraag