Unit 5 Past Simple

Unit 5 Past Simple
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Unit 5 Past Simple

Slide 1 - Tekstslide

Past Simple
The past simple

Slide 2 - Tekstslide

To be 
  • I , he, she, it = was ( nl=was)
  • I was there. He was there. She was there...
  • Peter was there. Mary was there.
  • You, we, they = were (nl=waren)
  • You were there. We were there. They were there.
  • I and my sister were there. My parents were there.
  • I was not there. We were not there.
  • Was I there?
  • Were we there?

Slide 3 - Tekstslide

be
+
-
?
I,she, he, it
was
was not
Was.......?
we, you, they
were
were not
Were.....?

Slide 4 - Tekstslide

papier
(+) My friends............................ outside.
(?) ..............................................................
(-).................................................................
(+) My dog....................................................
(?) ....................................................................
(-)..................................................................

Slide 5 - Tekstslide

(1). Heb je meer uitleg nodig?

Neem de plaats bij het raam.

(2). Heb je geen extra uitleg nodig?
Ga verder met  Ex. 10 p. 54 en daarna met Ex.11p.55
(3). Verder met online oefenen:

Weektaak: Boek: Unit 5 les 1:
Ex.3,4,5,6,7,8,9,10,11 p.49 t/m 55
Vocabulary Unit 5 les 1 p.139
Grammar  Unit 5 p.137

Slide 6 - Tekstslide

Ex. 10 p. 54
  1. we were
  2. It was
  3. team was
  4. we weren't
  5. team was
  6. It wasn't
  7. I was
  8. team wasn't
  9. They were 

Slide 7 - Tekstslide

Quizvragen over Britse
en Amerikaanse sporten

Slide 8 - Tekstslide

1. Wat is de meest beoefende en populairste sport in de Verenigde Staten?
A
Basketball
B
American Football
C
Baseball
D
Softball

Slide 9 - Quizvraag

2. Wanneer won Engeland voor het laatst een WK voetbal?
A
1954
B
1966
C
1982
D
1998

Slide 10 - Quizvraag

3. Waar of niet waar: Waterskiën is een Olympische sport.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

4. Welke kleur kaart bestaat niet bij Hockey?
A
Rood
B
Geel
C
Groen
D
Blauw

Slide 12 - Quizvraag

5. Hoe lang duurde de langste tenniswedstrijd ooit op Wimbledon (in 2020)?
A
4 uur
B
7 uur
C
9 uur
D
11 uur

Slide 13 - Quizvraag

6. Hoeveel spelers zitten er in een team bij waterpolo?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 14 - Quizvraag

7. Hoeveel verdiende de bestverdiendende basketballer afgelopen jaar?
A
22 miljoen per jaar
B
35 miljoen per jaar
C
48 miljoen per jaar
D
61 miljoen per jaar

Slide 15 - Quizvraag

8. Waar of niet waar: Een rugby bal is groter en ronder dan een american football bal.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

9. Bij volleybal heb je max. 3 sets per wedstrijd. Hoeveel punten moet een team halen om een set te winnen?
A
15
B
20
C
25
D
30

Slide 17 - Quizvraag

1. Extreme ironing
(extreem strijken)
A
Bestaat wel
B
Bestaat niet

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

2. Tin bath rowing
(badkuip roeien)
A
Bestaat wel
B
Bestaat niet

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

3. Cat cuddling
(kat knuffelen)
A
Bestaat wel
B
Bestaat niet

Slide 22 - Quizvraag

4. Bog snorkling
(modder snorkelen)
A
Bestaat wel
B
Bestaat niet

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

5. Caber toss
(boomstam gooien)
A
Bestaat wel
B
Bestaat niet

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

6. Cab racing
(taxi racen)
A
Bestaat wel
B
Bestaat niet

Slide 27 - Quizvraag

7. Welly wanging
(laars werpen)
A
Bestaat wel
B
Bestaat niet

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

8. Cheese rolling
(kaas rollen)
A
Bestaat wel
B
Bestaat niet

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

9. Fish throwing
(vis werpen)
A
Bestaat wel
B
Bestaat niet

Slide 32 - Quizvraag

10. Shin kicking
(schenen trappen)
A
Bestaat wel
B
Bestaat niet

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

Les 1 Reading
Ex.1 p.49
1a
What are the most popular sports in the Netherlands?



Slide 35 - Tekstslide

Reading
  • Ex. 3 p.50 :Lees de woorden op blz.139
  • Bespreek hoe jullie denken dat je Ultimate Frisbee speelt. Schrijf dan kort iets over de sport. Je mag dit in het Nederlands doen.

Slide 36 - Tekstslide

Past Simple
Je gebruikt de past simple wanneer er iets in het verleden plaats vindt. Het is voorbij.

The past simple is what in Dutch is called the verleden tijd.


Slide 37 - Tekstslide

Past Simple 
+
het hele werkwoord


                                      hele werkwoord + ed                                  

?
            Did.........hele werkwoord?

-
...did not + hele werkwoord
LET OP!
to walk, 
to work, 
to talk,
to want, 
to report,
to receive

Slide 38 - Tekstslide

Ex.12 p.56
  1. invented
  2. passed
  3. scored
  4. decided
  5. agreed
  6. booked
  7. climbed
  8. invited 
timer
10:00
(+) ww+ed
(?) Did...ww?
(-) did not + ww.

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

keuze
1. hw opdrachten:  Ex.3,4,5,6,7,8,9,10,12 p.50 t/m 56
2.  extra oefenen: links -Past Simple 
3. online via magister Unit 5 les 1 + Practise more
Je oefent extra met Vocabulary en Grammar.
4. Game : to be Past Simple Ex.11 p.55




Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video