Histoire littéraire du Classicisme

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Waar denk je aan bij het classicisme?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Noem 5 dingen uit het filmpje
over Louis XIV

Slide 4 - Woordweb

De pruikentijd (die tot in de 19e eeuw zou duren) begon met Louis XIV. Waarom begon hij hiermee?
A
Hij had stijl haar en wilde graag krullen
B
Hij was kaal als gevolg van roodvonk
C
Hij was het zat om dagelijks een uur bij de kapper te moeten zitten
D
Hij vond een grote haardos passen bij het koningschap

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Noem 5 dingen uit het filmpje
over Molière

Slide 13 - Woordweb

--> Le bourgeois gentilhomme

Slide 14 - Tekstslide

Le bourgeois gentilhomme

Slide 15 - Woordweb

Slide 16 - Video

--> La grenouille qui veut se faire aussi grosse que le Boeuf

Slide 17 - Tekstslide

Wat wil de kikker (in de fabel die jullie hebben gelezen)?

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Video

Wat is de moraal in Le corbeau et le renard?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Terugblik

Slide 22 - Tekstslide

Welke vragen verwacht je op de toets?

Slide 23 - Open vraag

Zet deze stromingen in de juiste volgorde:
Le classicisme
Le romantisme
Les lumières
L'existentialisme
Le réalisme

Slide 24 - Sleepvraag

Welke regel hoort NIET bij het Classicisme? (Bij het klassieke toneel)
A
Eenheid van tijd, plaats en handeling
B
La Bienséance: geen bloed en geen grof taalgebruik
C
Het moet een intrige uit de Klassieke oudheid hebben
D
Het moet gaan over gewone mensen, boeren, zeelui, etc

Slide 25 - Quizvraag

Welke regel hoort NIET bij Les Lumières?
A
ontstaan onder invloed van filosofen
B
de natuur staat centraal
C
vond plaats na de dood van Louis XIV
D
gebaseerd op de wetenschap

Slide 26 - Quizvraag

Wat is NIET kenmerkend voor een fabel?
A
Er zit altijd een moraal in het verhaal
B
Er zit altijd een vos in, zoals maître Renard
C
De hoofdpersonen zijn dieren
D
Er wordt verholen kritiek gegeven op de maatschappij

Slide 27 - Quizvraag

Wat hoort NIET thuis in de Romantiek?
A
natuur
B
gevoel
C
melancholie
D
wetenschap

Slide 28 - Quizvraag

Wat hoort NIET thuis in het Realisme?
A
objectiviteit
B
positieve afloop
C
schrijver heeft onderzoek gedaan
D
de dood

Slide 29 - Quizvraag

Wat was NIET belangrijk voor de existentialisten?
A
Godsdienst
B
Keuzes maken
C
Vrijheid en verantwoordelijkheid
D
Zelf zin aan je leven geven

Slide 30 - Quizvraag

Wat scheef Molière vooral?
A
Komedies
B
Tragedies
C
Fabels

Slide 31 - Quizvraag

Waarom schreef Jean de la Fontaine fabels?
A
Om politieke en maatschappelijke kritiek te kunnen uiten
B
Omdat hij van dieren hield
C
Omdat hij dieren beter vond dan mensen
D
Omdat hij alleen voor kinderen schreef

Slide 32 - Quizvraag

Wat wordt herdacht/gevierd op le 14 juillet?
A
De dood van Louis XIV
B
De onthoofding van Louis XVI en Marie-Antoinette
C
De bestorming van de Bastille
D
Het verschijnen van de eerste encyclopedie

Slide 33 - Quizvraag

«  Il faut cultiver notre jardin » . Wie schreef dit?
A
Molière
B
Hugo
C
Voltaire
D
Sartre

Slide 34 - Quizvraag

Tijdens de verlichting ontstond het rationalisme. Wat is dit?
A
De rede staat centraal en alles moet aan het eigen kritische verstand worden onderworpen.
B
De wetenschap staat centraal en het vertrouwen hierin is leidend.
C
De macht van de koning en zijn invloed worden versterkt.

Slide 35 - Quizvraag

In 1830 ging het volk de straat op en binnen 3 dagen werd de koning afgezet. Hoe heet deze periode?
A
Les trente glorieuses
B
Les trois glorieuses
C
L’armistice
D
Le Grand Siècle

Slide 36 - Quizvraag

Wie is de schrijver van Notre-Dame de Paris en Les Misérables?
A
Alfred de Musset
B
Alexandre Dumas
C
Victor Hugo

Slide 37 - Quizvraag

Wie heeft aan het begin van de 19e eeuw Parijs opnieuw ontworpen?
A
Napoléon Bonaparte
B
Baron Haussmann
C
Jules Ferry
D
Napoléon III

Slide 38 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen het realisme en het naturalisme?
A
Het naturalisme baseert zich op wetenschap en heeft oog voor de lage sociale klassen
B
Het realisme baseert zich op wetenschap en heeft oog voor de lage sociale klassen
C
Het naturalisme wordt geschreven in de vrije indirecte rede en het realisme gebruikt vooral het personaal perspectief.
D
Het realisme wordt geschreven in de vrije indirecte rede en het naturalisme gebruikt vooral het personaal perspectief.

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide