Lesson 13 - 25.10.2017

Welcome 2TH
Wednesday 25th of October
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welcome 2TH
Wednesday 25th of October

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Check Vocab
  • Check Exercises
  • Grammar

Slide 2 - Tekstslide

bet

Slide 3 - Open vraag

uitleggen

Slide 4 - Open vraag

nail

Slide 5 - Open vraag

glad

Slide 6 - Open vraag

key

Slide 7 - Open vraag

rijbewijs

Slide 8 - Open vraag

console

Slide 9 - Open vraag

instructions

Slide 10 - Open vraag

portable

Slide 11 - Open vraag

vaardigheden

Slide 12 - Open vraag

Check exercises
  • Textbook page 22 + 23
  • Workbook page 30 + 31

  • Exercises 1 till 10

Slide 13 - Tekstslide

Grammar
  • Adjectives and adverbs

Slide 14 - Tekstslide

Adjectives and adverbs
  • Je gebruikt een bijvoeglijk naamwoord om iets te zeggen over een zelfstandig naamwoord. 

  • Press the red button on the right. 
  • Collect fifty silver coins

Slide 15 - Tekstslide

Adjectives and adverbs (2)
  • Je gebruikt een bijwoord om iets te zeggen over een werkwoord (hoe iets gebeurt), een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord in de zin. 

  • Quickly press the space bar. 
  • This is an incredibly difficult level. 

Slide 16 - Tekstslide

Adjectives and adverbs (3)
  • Je maakt een bijwoord door -ly achter het bijvoeglijk naamwoord te zetten. 

  • beautiful - beautifully
  • careful - carefully 

Slide 17 - Tekstslide

Adjectives and adverbs (4)
  • Let op!
  • De spelling verandert wanneer het bijvoeglijk naamword eindigt op:
  • -le. Dan verandert -le in -ly
  • terrible - terribly

  • mededklinker + y. Dan verandert -y in -ily. 
  • angry - angrily

  • -ic. Dan komt er -ally achter. 
  • fantastic - fantastically

Slide 18 - Tekstslide

Adjectives and adverbs (5)
  • 2e keer LET OP!
  • Na de werkwoorden to be, to seem, to feel, to look, to smell, to sound en to taste gebruik je een bijvoeglijk naamwoord in plaats van een bijwoord. 

  • This game looks cool
  • The bread tastes awful
  • The band sounds amazing
  • This gadget is great

Slide 19 - Tekstslide

Adjectives and adverbs (6)
  • Sommige bijwoorden hebben een onregelmatige vorm of hebben dezelfde vorm als het bijvoeglijk naamwoord. 

  • He's a good artist. - He draws well
  • She's a fast runner. - She runs fast
  • It's a long road. - I took long to get there. 

  • Zie Grammar Survey 17

Slide 20 - Tekstslide

Exercises 
  • Read exercises 13 + 14

  • What are you going to do?

  • Make the exercises. 

Slide 21 - Tekstslide

Speaking
  • Exercise 12

  • Couples of two

Slide 22 - Tekstslide

Homework
  • Tuesday 31st of October
  • 3rd hour
  • Learn Vocab A, B, C, D, G + Finish exercises 8, 9, 10, 13, 14, 15, 16, 17

Slide 23 - Tekstslide


Slide 24 - Tekstslide


Slide 25 - Tekstslide


Slide 26 - Tekstslide