persoonlijk vnw 1e en 4e naamval

Persoonlijk voornaamwoord
1e en 4e naamval
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Persoonlijk voornaamwoord
1e en 4e naamval

Slide 1 - Tekstslide

Doel:


Ik ken de persoonlijke voornaamwoorden met de 1e  naamval

Ik weet wanneer ik een persoonlijk voornaamwoord met de 1e naamval moet gebruiken 

Slide 2 - Tekstslide

Wiederholung

Slide 3 - Tekstslide

jullie
A
er
B
es
C
ihr
D
wir

Slide 4 - Quizvraag

jij
A
ich
B
du
C
er
D
sie

Slide 5 - Quizvraag

u
A
er
B
sie
C
es
D
Sie

Slide 6 - Quizvraag

het
A
er
B
sie
C
es
D
Sie

Slide 7 - Quizvraag

zij
A
wir
B
Sie
C
sie
D
du

Slide 8 - Quizvraag

Theorie

Slide 9 - Tekstslide

persoonlijke voornaamwoorden

Met de 1e naamval


De voorgaande persoonlijke voornaamwoorden ken je van het vervoegen van werkwoorden. Dit zijn de persoonlijke voornaamwoorden met de 1e naamval.


Slide 10 - Tekstslide

Kennst (jij) ________ Claudia?

Slide 11 - Open vraag

Ja, ich kenne (haar) _____ sehr gut

Slide 12 - Open vraag

Petra? Ja, _____ kommt morgen auch.

Slide 13 - Open vraag

Mädchen, wo bleibt Julia? ________ kommt gleich!

Slide 14 - Open vraag