Het Zenuwstelsel

Het Zenuwstelsel
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Het Zenuwstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Reflex
Onwillekeurige actie op een prikkel

Bijvoorbeeld: niezen, knipperen, pupilvernauwing bij fel licht, hand wegtrekken bij iets warms, schoppen bij aantikken kniepees

Slide 3 - Tekstslide

Hersenvliezen & hersenvocht
Drie hersenvliezen:
Harde hersenvlies
Spinnenwebvlies
Zachte hersenvlies

Hersenvocht: 
in en om de hersenen
Beschermt hersenen en ruggenmerg
Transport voedingsstoffen en afvalstoffen


Slide 4 - Tekstslide

Indeling  zenuwstelsel
Anatomische indeling

Centraal zenuwstelsel: Hersenen & ruggenmerg

 Perifere zenuwstelsel: Hersenzenuwen & ruggemergzenuwen

Slide 5 - Tekstslide

Perifeer zenuwstelsel
Fysiologische  (functionele) Indeling:
Animaal (willekeurig):
Sensorisch (aanvoerend)
Motorisch (afvoerend)

Autonoom (onwillekeurig):
Sympathisch (actie)
Parasympathisch (rust en herstel)

Slide 6 - Tekstslide

Centrale zenuwstelsel

Slide 7 - Tekstslide

Grote hersenen (Cerebellum)
Linker- en rechter hersenhelft: links bestuurt rechter lichaamshelft en omgekeerd

O.a. vrijwillige beweging, denken, intelligentie

Slide 8 - Tekstslide

Functie zenuwstelsel
Het verwerken van impulsen die afkomstig zijn van zintuigen. In zintuigcellen ontstaan impulsen onder invloed van prikkels

Regelen van de werking van spieren en klieren

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Hersenstam (Truncus Ceribri)
Verbindt hersenen met ruggenmerg
Hersenstam bestaat uit:

  • Verlengde merg: afstemmen autonome functies (ademhaling, hartslag, bloeddruk)
  • Pons: o.a. ademhalingspatroon regelen
  • Middenhersenen: coördineren en controleren spierbewegingen

Slide 11 - Tekstslide

Kleine hersenen (cerebellum)
Windingen en groeven → groot oppervlak
  
Buitenkant: grijze stof
Binnenkant: witte stof
Coördineren houding, beweging en motorische vaardigheden

Slide 12 - Tekstslide

Ruggenmerg
Schakel tussen hersenen en spieren/organen (lichaam)

  • Hoofd en hals direct met hersenen verbonden.
  • Romp en ledematen zijn met ruggenmerg verbonden.
  • Impulsen gaan via ruggenmerg naar de hersenen.

Slide 13 - Tekstslide

Functie CZS
Hersen krijgen informatie vanuit
sensorische zenuwen van buiten (zintuigen) 
 en van binnenuit het lichaam over bloeddruk, temperatuur.

Informatie komt binnen via sensorische cel,  gaat via ruggenmerg naar de hersenen . 

Slide 14 - Tekstslide

Functie Perifere Zenuwstelsel
Vervoerders van 'prikkels' van zintuigen naar het CZS en van het CZS naar de spieren en organen.
1. motoriek
2. aanraken
3. evenwicht
4.visueel
5.geluid

Slide 15 - Tekstslide

Motorische zintuigen
Van hersenen via motorische cel naar ruggenmerg en motorische output. Zij gaan naar doel orgaan.

Dit kan willekeurig: iets wat we bewust aansturen, bv hand opsteken.
Onwillekeurig: Geen bewuste invloed, bv hartslag is nu 80pm

Slide 16 - Tekstslide

Wat nemen we waar?
We nemen Prikkels waar.

Externe prikkels:
Veranderingen in je omgeving (buiten je lichaam)

Interne prikkels: Veranderingen in je lichaam

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Autonome zenuwstelsel
Sympatisch (fight or flight)
ACTIE
Gaspendaal

Parasympatisch (rest and digest)
RUST
Rempendaal

Slide 20 - Tekstslide

Waarnemen

Met behulp van je zintuigen verzamel je informatie

Slide 21 - Tekstslide

Wat is een impuls?
Je hersenen moeten de informatie van buiten (of binnen) het lichaam wel begrijpen. Daarom zetten je zintuigen de informatie om in een elektrisch signaal:

Een Impuls

Slide 22 - Tekstslide

Drempelwaarde
Waarom merk je sommige veranderingen niet?

Drempelwaarde: De minimale hoeveelheid die je nodig hebt van een prikkel, om het een impuls te laten worden. 

Slide 23 - Tekstslide

Het zenuwstelsel bestaat uit
A
centraal zenuwstelsel, perifeer zenuwstelsel en lichaamszenuwen
B
centraal zenuwstelsel en perifeer zenuwstelsel
C
centraal zenuwstelsel en lichaamzenuwen
D
perifeer zenuwstelsel en lichaamszenuwen

Slide 24 - Quizvraag

Hoe noemen we hersenen en ruggenmerg samen?
A
Zenuwstelsel
B
Hersenstelsel
C
Centraal zenuwstelsel
D
autonoom zenuwstelsel

Slide 25 - Quizvraag

Sleep de kenmerken naar het juiste zenuwstelsel
Heb je niet alles goed? Druk op reset.

Sympatisch zenuwstelsel
Parasympatisch zenuwstelsel
Stimulatie van de hartactiviteit en ademhaling
Opslag reservevoedsel
Bloedvatverwijding in spijsverteringsorgaan
Afgifte adrenaline
Minder energieverbruik
Toename zweetproductie

Slide 26 - Sleepvraag

Dendriet
Cellichaam
Kern

Slide 27 - Sleepvraag

Een ........ is een orgaan dat reageert op bepaalde invloeden uit de omgeving
Een bepaalde invloed uit de omgeving noemen we een ........
Zintuigcellen zetten prikkels om in ......
Zintuig
prikkel
impulsen

Slide 28 - Sleepvraag

Wat is de taak van de zenuwen
A
impulsen aanmaken
B
impulsen doorgeven aan de hersenen
C
ze verbinden het CZS met de rest van lichaam
D
ze produceren bepaalde stoffen

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Wat is de functie van het zenuwstelsel?
A
zorgt voor prikkelgeleiding
B
zorgt voor je bewustzijn
C
Goede samenwerking van de lichaamsfuncties
D
fight en flight

Slide 31 - Quizvraag

Het zenuwstelsel kan op grond van de bouw worden ingedeeld in het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel
A
goed
B
fout

Slide 32 - Quizvraag

Het perifere zenuwstelsel bestaat uit
A
hersenen en ruggenmerg
B
31 hersenzenuwen en 12 ruggenmergzenuwen
C
12 hersenzenuwen en 31 ruggenmerg zenuwen
D
20 hersenzenuwen en 23 ruggenmergzenuwen

Slide 33 - Quizvraag

Het centrale zenuwstelsel bestaat uit:
A
hersenen en ruggenmerg
B
hersenen en motorische zenuwen
C
hersenen en perifere zenuwen
D
hersenen, ruggenmerg en perifere zenuwen

Slide 34 - Quizvraag

Het parasympatisch zenuwstelsel
A
is een onderdeel van het autonome zenuwstelsel
B
brengt het lichaam tot rust, en bevordert de spijsvertering
C
is tegenovergestelde van het sympathische zenuwstelsel
D
a+b+c

Slide 35 - Quizvraag

welke delen van het zenuwstelsel behoren bij het centraal zenuwstelsel?
A
perifere zenuwen
B
zenuwen in het ruggenmerg
C
zenuwen in de hersenen
D
zenuwen in ruggenmerg en hersenen

Slide 36 - Quizvraag

Wat is een andere naam voor het onwillekeurige zenuwstelsel?
A
Animaal zenuwstelsel
B
Autonoom zenuwstelsel
C
Motorisch zenuwstelsel
D
Sensorisch zenuwstelsel

Slide 37 - Quizvraag

Als je parasympathische zenuwstelsel meer doet dan je sympatische zenuwstelsel, dan ben je...
A
in rust
B
in actie

Slide 38 - Quizvraag

Het autonome zenuwstelsel werkt
A
zonder onze wil
B
door aansturing van bloedvaten
C
in samenwerking met het hart
D
het willekeurige zenuwstelsel

Slide 39 - Quizvraag

hoe wordt het autonome zenuwstelsel onderverdeeld?

Slide 40 - Open vraag

Hoe heten de signalen die het zenuwstelsel verstuurt?

Slide 41 - Open vraag

Op welk zenuwstelsel heb je zelf GEEN invloed?
A
Autonome zenuwstelsel
B
Animale zenuwstelsel
C
Willekeurige zenuwstelsel
D
Vegetatieve zenuwstelsel

Slide 42 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen het animale zenuwstelsel en het autonome zenuwstelsel?

Slide 43 - Open vraag

Zenuwcel of neuron
1
2
3
4
5
Dendriet
Cellichaam
Axon
Myelineschede
Synaps

Slide 44 - Sleepvraag

Een zenuwcel heeft heel veel dendrieten. Wat doen deze?
A
Het ontvangen van een signaal
B
ze geleiden impulsen naar het cellichaam toe
C
Ze geven een signaal door
D
Ze geleiden impulsen van het cellichaam af

Slide 45 - Quizvraag

Welk type zenuwcel zorgt ervoor dat spieren aangestuurd worden?
A
Bewegingszenuwcel (motorisch)
B
Gevoelszenuwcel (sensorisch)

Slide 46 - Quizvraag

Stelling:
Een sensorische zenuwcel vangt een prikkel op en stuurt dit door naar het centrale zenuwstelsel
A
juist
B
onjuist

Slide 47 - Quizvraag

De chemische stofjes die zorgen voor de overdracht van zenuwcel naar zenuwcel heten de:
A
Synaps
B
Axon
C
Neurotransmitters
D
Dendrieten

Slide 48 - Quizvraag

Een zenuwcel zorgt dat
informatie wordt doorgestuurd. Wat is een ander woord voor zenuwcel?
A
Dendriet
B
Impuls
C
Neuron
D
Axon

Slide 49 - Quizvraag

Aan het einde van de les

Kun je de werking van het zenuwstelsel beschrijven
Kun je de onderdelen van het zenuwstelsel benoemen

Slide 50 - Tekstslide