Herhaling na les 22

Herhaling na les 22
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Herhaling na les 22

Slide 1 - Tekstslide

Vertaal: quejarse
A
klagen
B
klinken
C
springen
D
slaan

Slide 2 - Quizvraag

Vertaal: comprar
A
koken
B
kopen
C
leren
D
betalen

Slide 3 - Quizvraag

Vertaal: buscar
A
vragen
B
wandelen
C
weten
D
zoeken

Slide 4 - Quizvraag

Vertaal: bostezar
A
ontvangen
B
gapen
C
liegen
D
gebruiken

Slide 5 - Quizvraag

Vertaal: salir
A
vertrekken
B
vieren
C
vallen
D
vriezen

Slide 6 - Quizvraag

Schrijf het getal op in het Nederlands:
198

Slide 7 - Open vraag

Schrijf het getal op in het Nederlands:
827

Slide 8 - Open vraag

Schrijf het getal op in het Nederlands:
10.000

Slide 9 - Open vraag

Vertaal: todo recto
A
rechtdoor
B
rechts
C
rustig
D
toegestaan

Slide 10 - Quizvraag

Vertaal: la manga
A
de mode
B
de mouw
C
de pols
D
de zee

Slide 11 - Quizvraag

vertaal: el otoño

Slide 12 - Open vraag

vertaal: el invierno

Slide 13 - Open vraag

Zet in het meervoud:
de kat

Slide 14 - Open vraag

Zet in het meervoud:
het idee

Slide 15 - Open vraag

Zet in het meervoud:
de serie

Slide 16 - Open vraag

Zet in het meervoud:
de dvd

Slide 17 - Open vraag

Zet in het meervoud:
het hondje

Slide 18 - Open vraag

Zet in het meervoud:
de boot

Slide 19 - Open vraag

Zet in het meervoud:
de dag

Slide 20 - Open vraag

Zet in het meervoud:
de trui

Slide 21 - Open vraag

Zet in het meervoud:
de spiegel

Slide 22 - Open vraag

Hoe laat is het?
17:45
A
het is kwart voor zes
B
het is kwart over zes
C
het is kwart over half zes
D
het is kwart voor achttien

Slide 23 - Quizvraag

Hoe laat is het?
15:20
A
het is tien voor vier
B
het is twintig over drie
C
het is tien over half drie
D
het is tien voor half vier

Slide 24 - Quizvraag

Vertaal: necesito una casa

Slide 25 - Open vraag

Vertaal: necesito dormir

Slide 26 - Open vraag

Paula is mijn vriendin.
____ is mijn vriendin.
A
haar
B
zij

Slide 27 - Quizvraag

Ik geef het cadeau aan Petra.
Ik geef het cadeau aan _____
A
haar
B
zij
C
ze

Slide 28 - Quizvraag

Ik zit naast Peter.
Ik zit naast _____
A
hem
B
hij

Slide 29 - Quizvraag

Wij hebben een auto.
Het is ____ auto.
A
wij
B
ons
C
onze

Slide 30 - Quizvraag

Het feest is ______
A
leuk
B
leuke

Slide 31 - Quizvraag

Mijn buren zijn ______
A
aardig
B
aardige

Slide 32 - Quizvraag

Het zijn ______ buren.
A
aardig
B
aardige

Slide 33 - Quizvraag

Het ______ huis.
A
groot
B
groote
C
grote

Slide 34 - Quizvraag

Frank kan ______ zingen.
A
mooi
B
mooie

Slide 35 - Quizvraag

Een _____ hond
A
mooi
B
mooie

Slide 36 - Quizvraag

Een _____ huis
A
mooi
B
mooie

Slide 37 - Quizvraag