Les 3. H4 ARTO

Inleiding financiële dienstverlening
Les 3. Hoofdstuk 4
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Inleiding financiële dienstverlening
Les 3. Hoofdstuk 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk kenmerk hoort NIET bij een doorlopend krediet?
A
Je kunt bedragen opnieuw opnemen
B
Je betaalt een vaste rente
C
Je mag aflossen zonder extra kosten
D
Je kunt tot een afgesproken limiet geld opnemen

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk kenmerk hoort NIET bij een aandeel?
A
Je koopt een stukje eigendom van een bedrijf
B
De waarde van het aandeel kan schommelen
C
Je kunt dividend ontvangen
D
Je krijgt een couponrente

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling 1: chartaal geld is het geld dat op je betaalrekening staat
Stelling 2: bij een automatische incasso kan de klant het bedrag later nog storneren
A
Stelling 1 is waar, stelling 2 is niet waar
B
Stelling 2 is waar, stelling 1 is niet waar
C
Beide stellingen zijn waar
D
Beide stellingen zijn niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling 1: bij een annuïteitenhypotheek heb je recht op hypotheekrenteaftrek
Stelling 2: bij een en/of rekening heb je GEEN toestemming van de partner nodig om een betaling te kunnen doen
A
Stelling 1 is waar, stelling 2 is niet waar
B
Stelling 2 is waar, stelling 1 is niet waar
C
Beide stellingen zijn waar
D
Beide stellingen zijn niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling 1: bij een annuïteitenhypotheek betaal je iedere maand een ander maandbedrag
Stelling 2: de bank is bij het aangaan van een hypotheek de hypotheekgever
A
Stelling 1 is waar, stelling 2 is niet waar
B
Stelling 2 is waar, stelling 1 is niet waar
C
Beide stellingen zijn waar
D
Beide stellingen zijn niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling 1: de borg kan pas worden aangesproken nadat de schuldenaar meerdere herinneringen heeft gekregen
Stelling 2: bij koop op afbetaling wordt je pas eigenaar van het goed na betaling van het laatste deel van de koopsom
A
Stelling 1 is waar, stelling 2 is niet waar
B
Stelling 2 is waar, stelling 1 is niet waar
C
Beide stellingen zijn waar
D
Beide stellingen zijn niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

H4. Verzekeren
Leerdoelen
- Je kent de verschillende kenmerken van verzekeren en kunt deze uitleggen
- Je kunt verschillende soorten risico's herkennen en toelichten
- Je kent het onderscheid tussen schadeverzekeringen en sommenverzekeringen
- Je kunt een risico van een klant inventariseren en analyseren
- Je kunt een (beperkt) verzekeringsadvies geven
- Je kunt uitleggen wanneer iemand schuld- of risicoaansprakelijk is
- Je kunt sociale verzekeringen en sociale voorzieningen benoemen en herkennen
- Je kunt de regels van de WW herkennen, benoemen en mee rekenen 
- Je kunt de regels van de WIA herkennen, benoemen en mee rekenen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verzekeren

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Verzekeren algemeen
Artikel 925.1 BW
Verzekering is een overeenkomst waarbij de ene partij, de verzekeraar, zich tegen het genot van premie jegens haar wederpartij, de verzekeringnemer, verbindt tot het doen van een of meer uitkeringen, en bij het sluiten van de overeenkomst voor partijen geen zekerheid bestaat, dat, wanneer, of tot welk bedrag enige uitkering moet worden gedaan, of ook hoe lang de overeengekomen premiebetaling zal duren. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten risico's
Bezitsrisico 
Risico dat er iets gebeurt met de bezittingen (goederen) van de klant (bijv. inboedel) 

Vermogensrisico
Risico dat de klant kosten moet maken, waardoor zijn vermogen daalt (bijv. aansprakelijkheid)

Gezondheidsrisico
Risico dat je ziek wordt (bijv. arbeidsongeschiktheid)

Risico van lang of kort leven
Risico op overlijden, of juist lang leven waardoor kosten niet meer betaald kunnen worden 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten verzekeringen
Schadeverzekering
Je verzekert de financiële gevolgen van een schade. De schade is in geld uit te drukken. De daadwerkelijk geleden schade wordt vergoed als het verzekerde voorval zich voordoet 

Sommenverzekering
De verzekeraar keert een vooraf afgesproken bedrag uit als het verzekerde voorval zich voordoet.  Er wordt hierbij niet gekeken naar de werkelijk geleden schade 

Persoonsverzekering
Alle verzekeringen die gaan over leven, overlijden of gezondheid van een mens. Dit kunnen zowel schadeverzekeringen als sommenverzekeringen zijn


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: autoverzekering
Stap 1. Bekijk de polis van Tom 
Stap 2. Zoek op internet naar de verschillen tussen WA, WA + beperkt casco  en WA + volledig casco. Noteer deze verschillen 
Stap 3. Geef antwoord op onderstaande vragen:
a. Is Tom verzekerd als hij zelf met zijn auto tegen een paaltje aanrijd? Motiveer het antwoord
b. Welk bedrag moet Tom zelf betalen als hij een schade heeft? 
c. Wat is de maximale uitkering als Tom schade veroorzaakt bij een ander?
d. Roel rijdt mee met Tom naar werk toe. Onderweg rijdt Tom tegen een andere auto aan. Wat is de maximale uitkering die Roel ontvangt als hij gewond raakt bij de botsing?    
e. Bekijk de algemene voorwaarden en geef aan in welke uitzonderingssituaties de verzekeraar geen schade hoeft uit te betalen 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aansprakelijkheidsverzekering
Wanneer ben je aansprakelijk?
1. Er is sprake van een onrechtmatige daad
2. De daad valt de veroorzaker toe te rekenen 
3. Er is schade
4. Er is een duidelijk verband tussen de schade en de daad (causaal verband) 


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aansprakelijkheidsverzekering
1. Wanneer is een daad onrechtmatig?
- Als deze in strijd is met de wet (bijv. door rood rijden), of
- Als deze in strijd is met normen en waarden (bijv. valse informatie verspreiden), of
- Als deze inbreuk pleegt op een recht (bijv. het kopiëren van lesboeken) 

2. Wanneer valt iets jou toe te rekenen?
- De veroorzaker was bij voldoende oplettendheid in staat geweest het voorval te voorkomen, of
- Er is sprake van risicoaansprakelijkheid (bijv. bij dieren, kinderen of goederen) 




Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aansprakelijkheidsverzekering
3. Wat is schade?
Er moet aantoonbaar schade zijn ontstaan uit het voorval voorstel om aansprakelijk te kunnen worden gesteld voor een schade (bijv. de rekening van een ziekenhuis, of autoschadehersteller)    
4. Wat is een causaal verband?
De schade moet een gevolg zijn van het voorval dat heeft plaatsgevonden  




Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Rechtsbijstandsverzekering
Consument en wonen
Voor problemen met je woning of aankopen

Werk en inkomen
Wanneer je een conflict hebt met je werkgever

Verkeer
Wanneer iemand jou heeft aangereden en jij een schadevergoeding wilt hebben

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: risico en advies
Hallo, ik ben Roan Hendrix. Ik ben 32 jaar oud en woon samen met mijn vriendin Sandra. We wonen
in een huurhuis in Almere. We hebben geen kinderen. We werken beiden in de zorg. We houden niet
van reizen, maar wel van motorrijden. We hebben beiden dan ook een motor. Daarmee toeren we
bijna ieder weekend door Nederland. We houden ervan om 's ochtends om 04.00 uur op de motor te
stappen en er dan een hele dag van te maken. Lekker ergens ontbijten, koffie drinken, lunchen en
dineren. We komen dan vaak 's avonds laat weer thuis. De motoren staan in de winter in de opslag.
We zijn er erg zuinig op. We hebben een kleine auto voor de boodschappen. We gaan met onze
elektrische fietsen naar het werk. We wonen namelijk maar drie kilometer van ons werk.

Ons inkomen is
Roan: €3.200,00 netto per maand
Sandra: €3.400,00 netto per maand
Ons gezamenlijk spaargeld is: €15.000,00 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: risico en advies
Hallo, ik ben Margot Zevenhuizen en ik ben 79 jaar oud. Vorig jaar ben ik weduwe geworden. Ik heb
ons huis verkocht en ik heb een kleine seniorenflat gekocht. Het fijne daarvan is dat ik nu altijd
mensen om mij heen heb en ik ook zorgverlening kan krijgen. Wat ik jammer vind, is dat ik heel veel
spullen weg moest doen. Ik heb alleen de noodzakelijke inboedel nog. Alle kostbare erfstukken heb
ik aan mijn kinderen en kleinkinderen gegeven. Die wonen allemaal op zichzelf. Gelukkig dichtbij
want zo kan ik hen en onze kleinkinderen nog regelmatig zien. Omdat ik slecht loop, heb ik een
scootmobiel aangeschaft. Door de verkoop van de oude woning heb ik flink wat spaargeld op de
rekening staan. Daarvan schenk ik ieder jaar een bedrag aan mijn kinderen en kleinkinderen. Dan
hoeven ze later minder erfbelasting te betalen. Ik wil wel genoeg geld overhouden om in mijn eigen
onderhoud te voorzien.

Mijn man was altijd in loondienst. Hij heeft mij een mooi nabestaandenpensioen nagelaten. Daardoor
heb ik nu, samen met de AOW-uitkering, een maandinkomen van € 2.900,00. Daar kan ik prima van
leven. Op mijn spaarrekening staat een bedrag van € 90.000,00.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verzekeringsbegrippen
Verzekeringnemer
Degene die de verzekering afsluit

Verzekerde
Degene wiens lijf of wiens belang is verzekerd

Begunstigde
Degene die het geld krijgt bij een uitkering

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verzekeringsbegrippen
Eigen gebrek
Wanneer schade aan de verzekerde zaak een gevolg is van een eigenschap van die zaak (bijv. slijtage van een band)  

Opzet
Doelbewust schade toebrengen

Roekeloosheid
Je neemt bewust en onnodig risico waarbij je de kans op schade voor lief neemt

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verzekeringsbegrippen
Indemniteitsbeginsel
De verzekeraar keert enkel de daadwerkelijk geleden schade uit 

Onderverzekering
Je verzekert iets voor een lager bedrag dan de daadwerkelijke waarde van dat goed

Oververzekering
Je verzekert iets voor een hoger bedrag dan de daadwerkelijke waarde van dat goed

Samenloop
Je bent voor hetzelfde voorval op meerdere verzekeringen verzekerd 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overlijdensrisicoverzekering

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale zekerheid

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale zekerheid
Sociale voorzieningen
Bieden een bestaansminimum voor mensen met onvoldoende inkomen 

Sociale verzekeringen
Volksverzekeringen: hiervoor is iedere ingezetene van Nederland verzekerd (AOW, ANW, etc.) 
Werknemersverzekeringen: gelden voor werknemers in loondienst (WW, WIA, etc.)

Slide 28 - Tekstslide

Sociale voorzieningen worden betaald met algemeen belastinggeld 

Sociale verzekeringen wordt premie voor ingehouden in de vorm van belasting (bijv. deel inkomstenbelasting is voor volksverzekeringen) 
Werkloosheid
Recht op een uitkering?
1. Wordt voldaan aan de criteria die daarvoor zijn opgesteld?
2. Wordt voldaan aan de wekeneis?
3. Wordt, voor een langere uitkering, voldaan aan de jareneis?

1. Criteria
- De klant werkte gemiddeld minimaal 10 uur per week. Hij raakt minimaal 5 uren per week kwijt
- De klant werkte minder dan 10 uur per week. Hij raakt minimaal 50% van de uren kwijt
- De werkgever van de klant is niet verplicht om de verloren uren te betalen
- Het is niet door eigen schuld dat de klant het werk kwijtraakte
- De klant is beschikbaar voor ander werk 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkloosheid
2. Wekeneis
Je moet in de voorgaande 36 weken minimaal 26 weken hebben gewerkt. Als je in deze periode meer dan één week ziek bent geweest, tellen deze weken niet mee. Vakantie en betaald verlof tellen wel mee. 
Voldoe je aan de wekeneis dan heb je recht op 3 maanden WW-uitkering 

3. Jareneis
Is het arbeidsverleden langer dan 3 jaar, dan bouw je de eerste 10 jaar per gewerkt jaar één maand langer WW-uitkering op. Heb je meer dan 10 jaar gewerkt dan ontvang je over de meerdere jaren een halve maand verlenging van de WW-uitkering 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkloosheid
Hoogte uitkering
- Eerste 2 maanden 75% van het WW-maandloon* 
- Vervolgens 70% van het WW-maandloon* 

*gebonden aan het maximumdagloon (in 2024 €282,95) 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ziekte: eerste 2 jaar
Wet verbetering poortwachter
In de wet vastgelegd traject om ervoor te zorgen dat jij weer zo snel mogelijk (maar op een goede manier) aan het werk kunt 

Loondoorbetaling werkgever
- Voor een periode van 2 jaar (104 weken)
- Minimaal 140%, maximaal 170%

Slide 32 - Tekstslide

Benoemen dat ze het schema op pagina 96 niet hoeven te kennen voor het examen!
Ziekte: na 2 jaar

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mate van arbeidsongeschiktheid
Berekening
(oud loon - nieuw maximum loon) : oud loon x 100% = arbeidsongeschiktheidspercentage

Voorbeeld
In je oude baan verdiende je €4.000,- per maand. Door ziekte kun je nu nog maar €3.000,- per maand verdienen. Je arbeidsongeschiktheidspercentage is dan: 
(4.000 - 3000) : 4000 x 100% = 25% 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA)
Recht op uitkering
Meer dan 80% duurzaam arbeidsongeschikt

Hoogte uitkering
75% van laatstverdiende loon* 

Duur uitkering
Tot aan AOW-leeftijd 


*gebonden aan het maximumdagloon (in 2024 €282,95)

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten (WGA)
Recht op uitkering
- 35% tot 80% arbeidsongeschikt
- meer dan 80% niet duurzaam arbeidsongeschikt 

Hoogte uitkering
Eerste twee maanden 75% van laatstverdiende loon, daarna 70%* 

Duur uitkering
Minimaal 3 maanden en maximaal 24 maanden (zie regels WW)  

*gebonden aan het maximumdagloon (in 2024 €282,95)

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WGA: vervolg na 3 - 24 maanden
WGA Loonaanvulling 
- Als je minimaal 50% van de restverdiencapaciteit zelf verdient
- De uitkering is 70% van het laatstverdiende loon*

WGA Vervolguitkering
- Als je minder dan 50% van de restverdiencapaciteit zelf verdient  
- De uitkering is een percentage van het wettelijk minimumloon 

Voorbeeld
De restverdiencapaciteit  (RVC) van Badr is €2.000,-. Badr verdient met zijn werk €1.500,-. 
€1.500,- is meer dan 50% van de RVC, Badr heeft recht op een WGA Loonaanvulling uitkering 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ziektewet
Je bent in loondienst
- Ziekte door zwangerschap of bevalling
- Ziekte door orgaandonatie
- Je valt onder de no-riskpolis

Je hebt geen werkgever
- Je bent uitzendkracht, oproepkracht, invalkracht, of hebt een fictief beroep (bijv. artiest) 
- Jouw arbeidscontact voor bepaalde tijd loopt af terwijl je ziek bent 
- Je wordt ziek binnen 4 weken na het aflopen van jouw arbeidscontract 
-  Je hebt een uitkering en wordt ziek
- Je bent vrijwillig verzekerd voor de Ziektewet 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ziektewet
Hoogte uitkering
- Normaal gesproken 70% van het dagloon* 
- Ziekte door zwangerschap: 100% van het dagloon* 
- Ziekte door orgaandonatie: 100% van het dagloon*

Duur uitkering
Maximaal 2 jaar  



*gebonden aan het maximumdagloon (in 2024 €282,95)

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ziektewet: bijzonderheden
No-risk polis
Geldt voor medewerkers die binnen een bepaalde tijd na het ontvangen van een eerdere (ziekte)uitkering ziek worden

Zelfstandigen 
- Vallen niet onder de ziektewet
- Kunnen zich wel vrijwillig verzekeren voor de ziektewet
- Kunnen een arbeidsongeschiktheidsverzekering afsluiten 





*gebonden aan het maximumdagloon (in 2024 €282,95)

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies