8. Meetellen

Meetellen
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Meetellen

Slide 1 - Tekstslide

Week 14 
Beste leerlingen, ik hoop dat het goed met iedereen gaat. Hopelijk zijn al jullie familieleden ook gezond! Zijn jullie deze quarantaine al zat? Ik wel en ik heb het fysiek lesgeven aan jullie gemist!
Deze week gaan we aan de slag met paragraaf 2 van hoofdstuk 8. In deze paragraaf zullen jullie meer te weten komen over rituelen en symbolen in het dagelijks leven maar ook in verschillende religies. Deze hele les moeten jullie via LessonUp voltooien. Via LessonUp hou ik namelijk makkelijk jullie voortgang en inzet bij. Dat maakt het becijferen van LB op de langere termijn (indien het thuisonderwijs verlengd wordt) mogelijk. Ik heb dus alle te beantwoorden vragen in deze LessonUp opgenomen. In je schrift maak je alleen je samenvatting van deze paragraaf en vul je je begrippenlijst aan. Aan het einde (slide 27) kun je deze door middel van een foto uploaden. Mochten jullie vragen hebben, dan kunnen jullie mij gewoon via magister berichten of jullie kunnen mij emailen op imsh@zaam.nl. Heel veel succes!

Slide 2 - Tekstslide

Programma
- Doelen
- Terugblik
- Quiz - Voorkennis te activeren
- Lezen blz. 120 + 121 + maken 23 + 24 (in LessonUp zelf)
- Uitleg theorie rituelen/ symbolen
- Filmpje Rituelen 
- Lezen blz. 122, 123 en 124 + maken 28 t/m 32 (in LessonUp zelf)
- Samenvatting 8.2

Slide 3 - Tekstslide

Doelen
1. Aan het einde van deze LessonUp kun jij het verschil benoemen tussen rituelen en symbolen.
2. Aan het einde van deze LessonUp kun je 2 kenmerken van rituelen en 2 kenmerken van symbolen benoemen.
3. Aan het einde van de les kun je een voorbeeld noemen van een symbool dat hoort bij een overgangsritueel uit jouw eigen leven.

Slide 4 - Tekstslide

Voorkennis activeren
Nu gaan wij even controleren wat jullie hebben onthouden van de eerste paragraaf. Dit is een mini quiz met een aantal vragen over de theorie uit paragraaf 8. 

Slide 5 - Tekstslide

Noem drie dingen die je zijn bijgebleven van de vorige les

Slide 6 - Open vraag

Wat vind je nog moeilijk van de eerste paragraaf of waar zou jij nog uitleg over willen?

Slide 7 - Open vraag

WAT BETEKENT VERVAL?
A
VERMINDERING
B
VERSLECHTERING
C
IETS WAT WEGGAAT (VERVALT)
D
ACHTERUITGANG

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor nog niet volwassen zijn?
A
ONVERANTWOORD
B
ONMONDIG
C
ONHANDIG
D
ONNADENKEND

Slide 9 - Quizvraag

WAAROM KUNNEN TIENERS NIET ZO GOED PLANNEN?
A
DAT HERSENDEEL IS PAS NA JE 20'STE VOLGROEID
B
DAT HEBBEN ZE NOG NOOIT GEDAAN DAARVOOR
C
ZE HEBBEN ER GEEN BEHOEFTE AAN
D
ZE HEBBEN HET NOG NERGENS VOOR NODIG

Slide 10 - Quizvraag

WAAROM ZIEN SOMMIGE TIENER ER WAT SLUNGELIG UIT?
A
DOOR DAT ZE ZICH NIET ZICHZELF VOELEN
B
DOORDAT DE LEDEMATEN EN DE ROMP NIET TEGELIJK GROEIEN
C
ZE HEBBEN VEEL STRESS
D
DAT ZIJN TIENERS NIET

Slide 11 - Quizvraag

Theorie blz. 120 + 121 lezen
Lees de theorie op bladzijde 120 en 121, inclusief alle bronnen. Kijk naar de plaatjes, en vul meteen jouw begrippenlijst aan. Op de volgende slides kun je de antwoorden invullen van de bijbehorende vragen.

Slide 12 - Tekstslide

23. Welke overgangsrituelen ken je? Benoem er minstens drie.

Slide 13 - Open vraag

24. Vind jij het zinvol om de overgang naar een andere levensfase in het openbaar te vieren? Licht jouw antwoord toe.

Slide 14 - Open vraag

Rituelen bij het leven

  • Wat zijn rituelen?
Een ritueel is een traditioneel gebruik; een plechtige, vaak godsdienstige handeling die altijd op dezelfde manier wordt uitgevoerd. Rituelen keren steeds terug op een vast tijdstip bij vaste gelegenheden.

  • Wat zijn overgangsrituelen?
Een overgangsritueel is een ritueel wanneer een persoon van de ene op de andere levensgfase overgaat

  • Wat is een rite?
Rite is een ander woord voor ritueel

Slide 15 - Tekstslide

Gewone rituelen vs levensbeschouwelijke rituelen
Rituelen kun je onderverdelen in gewone rituelen en levensbeschouwelijke rituelen. 

Gewone rituelen komen in het dagelijkse leven voor zoals:
- 1 x per week je oma bezoeken
- Schoenen uit voor je het huis betreedt
- Je tanden poetsen voor het slapen gaan.

Slide 16 - Tekstslide

Levensbeschouwelijke rituelen
Naast rituelen in het dagelijks leven kennen we ook levensbeschouwelijke rituelen. Hieronder zie je het verschil tussen dagelijkse (gewone) rituelen en levensbeschouwelijke rituelen: 
Dagelijkse rituelen:                              Levensbeschouwelijke rituelen:
- raken je niet diep                                - raken je diep
- geen kenmerken                                 - bestaan uit 6 vaste kenmerken

Slide 17 - Tekstslide

Kenmerken levensbeschouwelijke rituelen
Dit zijn de zes kenmerken van levensbeschouwelijke rituelen:
(Klik op de tekstballon voor extra uitleg)

1. Een vast patroon 

2. Woorden, daden en symbolen 

3. Vindt plaats bij ervaringen van levensbelang 

4. Verwijzen naar wat heel belangrijk is 

5. Versterkt het gemeenschapsgevoel 

6. Maakt mensen (weer) sterk 

Vast patroon
Een levensbeschouwelijk ritueel is een gebruik dat op bepaalde tijden of gelegenheden terugkeert met een vast patroon aan kleding, muziek, voorwerpen en soms voedsel. Zo zijn er in het huwelijksritueel binnen het hindoeïsme drie fasen te onderscheiden: 
1. de voorbereiding 
2. de plechtige huwelijksvoltrekking 
3. de intocht in het nieuwe huis
Woorden, daden en symbolen
Een levensbeschouwelijk ritueel is een combinatie van een bepaalde inhoud en een bepaalde vorm. Tijdens het ritueel wordt iets gezegd (bepaalde inhoud), handelingen verricht en er wordt gebruik gemaakt van symbolen. De laatste twee aspecten (handeling en symbool) kunnen we zien als de vorm van een ritueel. Uitspraak, handeling en symbool bij een levensbeschouwelijk ritueel vullen elkaar aan. Veel mensen maken gebruik van verschillende zintuigen bij een levensbeschouwelijk ritueel: 
1. Zien 
2. Horen
3. Proeven
4. Ruiken 
5. Voelen 

Een voorbeeld van een christelijk (levensbeschouwelijk) ritueel: het doopritueel. Namelijk: 
1. Uitspraak: 'Ik doop U in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.' 
2. Handeling: Een beetje awter wordt over het hoofd van de dopeling gegoten. 
3. Symbool: water
Ervaringen van levensbelang
Levensbeschouwelijke rituelen spelen een rol bij ervaringen die mensen diep raken zoals geboorte, huwelijk, ziekte en sterven. Een ritueel is een middel om samen met andere deze speciale ervaring te ordenen, te delen en een beetje kennis te geven. Mensen verbinden hun eigen ervaringen en opvattingen aan het ritueel. Bij een ritueel wordt datgene wat belangrijk is, herdacht of gevierd. 
Verwijzing
Bij levensbeschouwelijke rituelen wordt verwezen naar wat heel belangrijk is voor mensen. Bij godsdienstige rituelen is dat natuurlijk God. Door deel te nemen aan een godsdienstig ritueel geven mensen aan dat hun leven mede bepaald wordt door God. Hij geeft mensen liefde, vrijheid en troost. Door het voltrekken van een ritueel, tonen mensen zich dankbaar aan God.
Het gemeenschapsgevoel
Levensbeschouwelijke rituelen dragen er aan bij dat mensen zich met elkaar verbonden voelen. Bij een huwelijk worden mensen met elkaar verbonden. Bij het communiefeest treedt het kind toe tot de gemeenschap van gelovigen. Bij het offerfeest voelt de moslim zich verbonden met Allah. Rituelen versterken het saamhorigheidsgevoel (samen één) onder mensen en bevestigen de waarden en normen van de groep. Door deel te nemen aan rituelen hebben mensen het gevoel at ze deel uit maken van een gemeenschap (een groep). Rituelen zijn dus samenbindend.
Mensen (weer) sterk
Een levensbeschouwelijk ritueel geeft mensen houvast en kracht. Als een school een herdekingsviering organiseert bij het overlijden van een leerling, geeft dat de betrokkenen (familie van overledene, leraren en leerlingen) kracht om verder te gaan. 

Slide 18 - Tekstslide

Symbolen
  • Bij rituelen en feesten zijn symbolen erg belangrijk.
  • Symbool verwijst naar iets en is onderdeel van dat andere.
  • Let op: een symbool is géén teken!
  • Tekens hebben één betekenis en zijn vaak afspraken. 
  • Een symbool is een symbool als het voldoet aan 3 kenmerken.

 

Tekens
Een teken heeft één betekenis en is vaak een afspraak. Een stopbord is bijvoorbeeld een teken in het verkeer. Dit teken maakt duidelijk dat je mergens moet stoppen. Het betekent niks meer en niks minder dan dit!

Slide 19 - Tekstslide

Kenmerken symbool
Heeft drie kenmerken:
  1. Is meestal tastbaar
  2. Maakt snel duidelijk hoe je denkt over belangrijke dingen in het leven
  3. Een symbool maakt herkenning mogelijk 
Belangrijk
Een symbool verwijst naar iets anders. Het verwijst naar iets wat voor mensen heel belangrijk is. Symbolen zijn zichtbare tekens van onzichtbare dingen. Deze onzichtbare dingen zijn de belangrijke dingen in ons leven. Een voorbeeld: een ring die bruid en bruidegom elkaar geven, laten zien dat ze elkaar liefhebben en dat ze voor het leven met elkaar verbonden willen zijn. 
Tastbaar
Een symbool is meestal tastbaar. Dit wil zeggen dat je een symbool kunt aanraken. Zo kun je een ring aanraken en hetzelfde geldt voor oranje petjes, hoofddoeken, kruizen etc.
Herkenning
Aan het symbool herkennen we een bepaald standpunt (mening) of het behoren tot een bepaalde groep. Aan oranje petjes, sjaals en vlaggen herken je Nederlandse supporters. Aan de ring kun je zien dat iemand getrouwd is. Aan een kruisje kun je zien dat iemand Christelijk is.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Lezen 122, 123 en 124
Lees bovenstaande bladzijden en maak de opdrachten op de volgende slides. Vul je begrippenlijst aan met de begrippen die je tegenkomt. Zoek begrippen die je niet kent op en voeg ze toe aan je begrippenlijst. 

Slide 22 - Tekstslide

28. In sommige culturen is het heel duidelijk vanaf wel moment je echt meetelt. Heb jij het gevoel dat je echt meetelt in onze maatschappij? Leg uit waarom wel of niet.

Slide 23 - Open vraag

Welke vaardigheden zijn er volgens jou nodig om in de Nederlandse 'jungle' (samenleving) te kunnen overleven? Verklaar jouw antwoord.

Slide 24 - Open vraag

Lees bron 8. Waarom wordt Frank na de vastentijd door zijn ouders meer serieus genomen? Herken jij jezelf in Frank? Waarom wel of niet?

Slide 25 - Open vraag

Lees bron 7 en 8. Welke overeenkomst is er tussen het verhaal van de Indiaanse jongen en dat van Frank

Slide 26 - Open vraag

Maak nu jouw samenvatting van 8.2 en fotografeer deze. Upload je samenvatting door op het camera icoontje hieronder te drukken. Upload ook een foto van jouw begrippenlijst (met definities)

Slide 27 - Open vraag

Doelen behaald?
Heb jij de aan het begin gestelde doelen van deze les behaald? Laten we kijken! Beantwoord de volgende slides zonder terug te kijken. 

Slide 28 - Tekstslide

Beschrijf het verschil tussen rituelen en symbolen.

Slide 29 - Open vraag

Noem 2 kenmerken van rituelen en noem 2 kenmerken van symbolen benoemen.

Slide 30 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een symbool dat bij een overgangsritueel uit jouw eigen leven hoort.

Slide 31 - Open vraag

Dit is het einde van de lessen van deze week. Hoe gaat thuisonderwijs voor het vak LB? Geef een tip en top over de les of LessonUp. Hier kun je daarnaast aangeven welke dingen je nog niet snapt of waar je nog uitleg over wilt hebben

Slide 32 - Open vraag