Hoofdstuk 2: Jongeren

Terugblik op de vorige les 
Nature 
Nurture
Socialisatie 

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Terugblik op de vorige les 
Nature 
Nurture
Socialisatie 

Slide 1 - Tekstslide

Gedrag
  • Aangeboren -> “erfelijk” gedrag / het zit in je genen. Bv. snel blozen, ochtendhumeur, kort lontje, ongeduldig zijn

  • Aangeleerd gedrag -> gedrag dat je door je omgeving aangeleerd krijgt. Bv. vloeken, roken, beleefd zijn, inzet tonen 

Slide 2 - Tekstslide

Let op... Soms is gedrag zowel aangeboren als aangeleerd. 
  • Bv. boerenkool eten: 
 Aangeboren = de behoefte aan eten 
Aangeleerd = de manier waarop je eet (bv met bestek) en wat je eet (bv “Hollandse pot”)

Bv. Nederlands praten:
Aangeboren = de klank
Aangeleerd = de taal 


Let op... Soms is gedrag zowel aangeboren als aangeleerd...
Voorbeeld: boerenkool eten

  • Aangeboren = de behoefte aan eten 

  • Aangeleerd = de manier waarop je eet (bv met bestek) en wat je eet (bv “Hollandse pot”)  
Voorbeeld: Nederlands praten

  • Aangeboren = de klank 

  • Aangeleerd = de taal

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Socialisatie
  • Het bewust of onbewust aanleren van normen, waarden en gewoonten die bij jouw groep of samenleving horen heet socialisatie.

  • Hierin zit het woord sociaal wat te maken heeft met hoe mensen met elkaar omgaan

Slide 5 - Tekstslide

Waar vindt socialisatie plaats?
  • In het gezin.
  • Op school. 
  • Door je vrienden.
  • Op sportclubs.
  • Op je werk.
  • Door je geloof.
  • Door media.
  • Door de overheid.

(Hoe dan? Verzin bij ieder puntje een voorbeeld. VB: School = op tijd komen)

Slide 6 - Tekstslide

Vanaf welke leeftijd begint socialisatie?
A
Vanaf 18 jaar, want dan ben je meerderjarig.
B
Vanaf vier jaar, want dan ga je naar school.
C
Vanaf de geboorte.
D
Vanaf het moment dat een kind kan praten en anderen verstaat.

Slide 7 - Quizvraag

Nakijken
bladzijde 8 tot 12 

Slide 8 - Tekstslide

1.8.1 Janise woont in Maastricht en is geadopteerd uit China. Zij spreekt Nederlands met een Limburgs accent.
A
Nature
B
Nurture

Slide 9 - Quizvraag

Nurture
Taal of een accent is aangeleerd

Slide 10 - Tekstslide

1.8.2 Stijn zit op een speciale school, zodat hij meer tijd voor hockey heeft. Hij is een toptalent.
A
Nature
B
Nurture

Slide 11 - Quizvraag

Nature
Talent is aangeboren.
Maar... 

Slide 12 - Tekstslide

Thomas lijkt op zijn vader, ze zijn allebei heel snel boos
A
Nature: omdat drift in aangeboren
B
Nurture: omdat agressief gedrag vaak overgenomen wordt
C
Allebei de antwoorden zijn juist

Slide 13 - Quizvraag

Massamedia 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Veel organisaties hebben invloed op iemands waarden, normen en gedrag.

Welke is het belangrijkst voor kleine kinderen?
A
Het gezin
B
De media
C
Het geloof
D
School

Slide 16 - Quizvraag

Paragraaf 2: Een leven lang leren

Slide 17 - Tekstslide


Op welke manier vindt socialisatie plaats? (dus: op welke manieren leren we waarden en normen aan?)

  • Via informatie: bv. hoe bak ik een ei?
  • Via imitatie: onbewust iemand nadoen. Bv. scheldwoord overnemen.
  • Via ervaringen: Bv. als je ooit je portemonnee bent verloren, zal je voortaan beter opletten.
  • Via experimenteren: Bv. als je voor het eerst een tosti bakt en hij brandt aan, weet je dat je dat de volgende keer anders moet doen. 

Slide 18 - Tekstslide

Sociale controle
Als wij waarden en normen aangeleerd krijgen, vindt er sociale controle plaats: mensen letten erop of jij je wel houdt aan deze waarden en normen.

Bij sociale controle maken we gebruik van sancties: het belonen of straffen als je je niet (of juist wel) aan de waarden en normen houdt.
  • Bv. boete als je te hard rijdt = straf 
  • Bv. voldoende voor je toets als je goed geleerd hebt = beloning 

Slide 19 - Tekstslide

Internalisatie
Als je je waarden en normen maar lang genoeg volhoudt, ontstaat er internalisatie: het automatisch uitvoeren van de aangeleerde waarden en normen.

Bv. handen wassen na het plassen, tandenpoetsen, etc.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Allemaal leuk en aardig, maar ik dan?
  • Tijdens het hele proces ontwikkel je ook jezelf: 'je eigen ik'

  • Dit heet je identiteit: de persoon die jij bent, gevormd door alle kenmerken die bij jou horen, je ervaringen en je omgeving

Slide 22 - Tekstslide

Rolgedrag
Door socialisatie ontwikkelen we ook rolgedrag: gedrag dat je van iemand in een bepaalde situatie verwacht. 
  • Bv. een verkoopster hoort vriendelijk te zijn. 

We hebben allemaal verschillende rollen. 

  • Bv. je bent docent, maar ook moeder, zus, baasje van een hond, klant in een winkel, etc.  

Slide 23 - Tekstslide

Rolbevestigend/ Roldoorbrekend
Op het moment dat je een rol aanneemt die iedereen van je verwacht heet dat rolbevestigend
  • Bv. van een huisvrouw verwacht je dat ze kookt. 

Als je juist een rol aanneemt die niemand van je verwacht heet dat roldoorbrekend
  • Bv. een docent die in de les opeens gaat staan dansen op tafel. 

Slide 24 - Tekstslide

Bij sociale controle:
A
letten mensen op hoe jij je gedraagt.
B
controleren mensen elkaars waarden.
C
verdedigt iedereen zijn belangen.
D
gaat het vooral om het afleren van aangeboren eigenschappen.

Slide 25 - Quizvraag

Een ander woord voor beloning en straf is …

Welk woord is weggelaten?
A
aangeleerd
B
eigenschap
C
sanctie
D
imitatie

Slide 26 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Boodschappen doen voor je buren is een positieve sanctie.
2. Sancties hebben te maken met sociale controle.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 27 - Quizvraag

Als normen en waarden een vanzelfsprekend gedeelte van je gedrag zijn geworden, is er sprake van:
A
een sanctie.
B
sociale controle.
C
imitatie
D
internalisatie

Slide 28 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Als internalisatie heeft plaatsgevonden, is de socialisatie gelukt.
2. Als normen en waarden geïnternaliseerd zijn, ben je volwassen.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 29 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Als een kind een ander kind nadoet, is er sprake van experimenteren.
2. Op de kleuterschool leren kinderen vooral door ervaringen nieuwe dingen.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 30 - Quizvraag

Je identiteit is een combinatie van je ervaringen en je ...

Welk woord is of welke woorden zijn weggelaten?
A
aangeboren eigenschappen.
B
sociale controle.
C
aangeleerde eigenschappen.
D
kennis

Slide 31 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Met identiteit bedoelen we dat de internalisatie is afgerond.
2. Iemand zegt: “Ik ben gelovig.” Hij spreekt dan over zijn internalisatie.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 32 - Quizvraag

Opdrachten
Blz 20: 2, 4, 5, 7
Blz 21: 8

Slide 33 - Tekstslide

Paragraaf 3: Wat is normaal?

Slide 34 - Tekstslide

Wat is normaal?
Wat voor de ene persoon normaal is hoeft voor een ander niet normaal te zijn. Hoe komt dat?
...

Omdat de normen en waarden van mensen verschillen. Hoe groter het verschil, hoe abnormaler je iemand vindt. Je bent dan niet zo tolerant.

Slide 35 - Tekstslide

Waarden en normen
Waarden en normen kunnen ook verschillen per groep. Als je sterk het gevoel hebt dat je je MOET aanpassen om erbij te horen is er sprake van groepsdruk. Dat gebeurt vooral bij jongeren.


Soms willen jongeren zich niet aanpassen. Ze worden dan soms gepest. Als dat via sociale media gaat heet dat cyberpesten.

Slide 36 - Tekstslide

Generatieconflict
Soms botsen de waarden en normen van kinderen heel erg met die van hun ouders. Er ontstaat dan een generatieconflict: een meningsverschil door een verschil in leeftijd. 

  • Bv. ouders die niet snappen waarom je altijd met je telefoon bezig bent. Zij hadden er namelijk geen toen ze jong waren. 

Slide 37 - Tekstslide

Opdrachten
Blz 22 :2/4
Blz 23: 7/ 8

Blz 24: 10

Slide 38 - Tekstslide

Paragraaf 4: Bij welke groep hoor je?

Slide 39 - Tekstslide

Waarom vormen mensen een groep?
Dit heeft veel te maken met identificatie: je herkent bepaalde kenmerken van jezelf bij een ander.
  •  vb. jullie houden van dezelfde soort muziek  

Daarnaast heb je ook groepsidentificatie: Je voelt je dan verbonden met een groep mensen omdat je dezelfde kenmerken hebt.
  •  vb. je voetbalteam omdat je allemaal voetbal leuk vindt 

Slide 40 - Tekstslide

Verbondenheid
Er zijn verschillende redenen om je verbonden te voelen met bepaalde groepen, namelijk:

- Plaats waar je woont of geboren bent

- Je geloof 

- Mensen die hetzelfde belang/probleem als jou hebben (vb. vertraging van de trein)
- Interesses

Slide 41 - Tekstslide

Jongerencultuur
Als jongeren veel interesses met elkaar delen noemen we dat: jongerencultuur: een groep jongeren met dezelfde waarden, normen en gewoonten


Vb. skaters, gabbers en gamers

Slide 42 - Tekstslide

Wij/zij-gevoel
Als mensen in een groep zich sterk met elkaar verbonden voelen noemen wij dat een wij-gevoel.
Vb. Ajax supporters zullen na een gewonnen wedstrijd zeggen ‘wij hebben gewonnen’


Daarnaast is er ook een zij-groep. Dat zijn dan de ‘anderen’.
Vb. De tegenstander van Ajax tijdens een wedstrijd

Slide 43 - Tekstslide