maandag 15 april

• NT2
• Middelbare school
• ISK
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

3. Op je tafel:

Pen

Schrift

Laptop 

1. Telefoon in de tas

2. Ga zitten

1. Wie is aanwezig?

2. Wie heeft oortjes mee?

3. Is je laptop opgeladen?

de regels in de klas

Taal Compleet

Zelfstandig werken:

1.15

2.1

2.2

2.3

2.4

2.5

2.6

en verder

Kleurrijker / Taal Compleet

   Masrour: Verder met 2.6 boek.         Sedat: Verder met 2.9

  Hamad: Verder met 2.6                  Nahom 2.3

         Marwan: Boek verder werken vanaf 2.3               Mohamed: verder vanaf 2.6

Abdulkerim: Verder met 2.1                               Hussein: verder met 2.?

Abdulgani: Verder met 2.4                                  Abdulsamet: Verder met 2.?

Zaid: Verder met 2.4                          Mohammed: verder vanaf 1.8

Fawaz: Verder met 2.6                                      Mustafa: 2.3

Even 2.8                                     

Samenwerken:

2.5 Hoeveel? Wanneer?.

2.6 Twintig, dertig, veertig.

2.7 Wat zegt u?

2.8 In de klas.

2.5 Hoeveel? Wanneer?

bladzijde 52,

opdracht 30

werkblad 2.5 (spel)

opdracht 34

 

2.6 twintig, dertig, veertig.

bladzijde 53,

opdracht 35 + 36

Bingo op Gynzy

opdracht 39

 

2.7 Wat zegt u?

bladzijde 55,

opdracht 40 + 42

 

2.8 In de klas.

bladzijde 57,

opdracht 46 + 47

opdracht 51 + 54

 

Quiz in LessonUp

Vraagwoorden:

Wie, Wat, Waar, Hoeveel, Wanneer?

..... pennen heb jij?

1. wat
2. wie
3. hoeveel
4. wanneer

.... ga je naar je vriend?

1. Hoeveel
2. Waar
3. Wanneer
4. Wie

... tassen heb
je?

1. wanneer
2. waarom
3. waar
4. hoeveel

................... dagen moet je nog wachten?

1. wanneer
2. Hoeveel
3. Hoe
4. Welk

......................... doe je?

1. Welke
2. Hoeveel
3. Wanneer
4. Wat

... woon jij?

1. Waar
2. Hoeveel
3. Wanneer
4. Wat

... lees je? Ik lees een boek.

1. Waar
2. Hoeveel
3. Wanneer
4. Wat

... is de docent? De docent is binnen.

1. Waar
2. Hoeveel
3. Wanneer
4. Wie

... ga je naar school? Ik ga op dinsdag naar school.

1. Waar
2. Hoeveel
3. Wanneer
4. Wie

... is hij? Hij is mijn broer

1. Waar
2. Hoeveel
3. Wanneer
4. Wie

Zinnen maken.

Kaartjes 

Maak  zinnen:

Ik ben .....

Jij bent ...

Hij is .....

Wij zijn ....

Jullie zijn .....

Zij zijn .....

Maak zinnen: 

Ik heb .....

Jij hebt .....

Hij heeft ....

Wij hebben .....

Jullie hebben .....

Zij hebben .....

schrijven 

dictee

Thema 2.

Taal Compleet

Zelfstandig werken:

1.15

2.1

2.2

2.3

2.4

2.5

2.6

en verder

Bingo alfabet.

Word document

ABC...

Dobbelspel Yahtzee

Kaartspel Uno

MEE NAAR SCHOOL NEMEN:

POTLOOD 2X

SCHRIFT

PEN 2X

ETUI

SCHAAR

KLEURPOTLODEN

GUM

LIJM

KOPTELEFOON of

OORTJES

PUNTENSLIJPER

LAPTOP + BOEK

Huiswerk 

Tot vrijdag.