AZHG Hoofdstuk 2. Frontofficewerkzaamheden

Assisteren in de gezondheidszorg
Keuzevak AGHZ
Hoofdstuk 2
Frontofficewerkzaamheden
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Assisteren in de gezondheidszorgMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Assisteren in de gezondheidszorg
Keuzevak AGHZ
Hoofdstuk 2
Frontofficewerkzaamheden

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

B: Hoofdstuk 2  Frontofficewerkzaamheden
2.1 Frontoffice werkzaamheden
  • Lees 2.1 t/m 2.4 (blz. 137 t/m 141)
  • Maak opdracht 2.01
  • Maak opdracht 2.03 bekijk de video

Slide 3 - Tekstslide

Er is een groot verschil tussen horen en luisteren. Horen doe je automatisch. Je vangt geluiden op, maar of je er iets mee doet ligt aan jezelf.

 


Communicatie
Luisteren doe je wel actief. Je ontvangt de boodschap. Je vertaalt het in je hersenen en vaak reageer je ook nog.
Communicatie: Verbaal en non-verbaal

Als je luistert, dan let je op wat iemand zegt. Je luistert naar de verbale woorden. Maar je kijkt ook naar de houding van de spreker, de non-verbale uitdrukking en zaken die de spreker niet zegt, maar wel bedoelt.



 


Verbaal = wat je zegt (met woorden)

Non-verbaal = hoe je het zegt
Gezichtsuitdrukking/ lichaamshouding/ gebaren.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Open vragen zijn:

  • Vriendelijk
  • Duidelijk
  • Begrijpelijk

Voordelen:

  • Leveren veel   informatie op
  • Client voelt zich snel     op haar gemak

Nadelen:

  • Nemen veel tijd in beslag

Open vragen


Beginnen met:

  • Wat?
  • Waar?
  • Wie?
  • Waarom? (hard)
  • Waarmee?
  • Wanneer?
Voordelen:
Jij stuurt het gesprek
Korte gesprekstijd
Je kunt recht op je doel af

Gesloten vragen

Een gesloten vraag biedt je twee of drie mogelijkheden. Bijvoorbeeld:

  • Wilt u hier plaats nemen?
  • Bent u diegene die beslist?
  • Wilt u de rekening naar u zelf opgestuurd zien, of naar uw zorgverzekering? 

Nadelen

  • Geen informatie waar je niet om hebt gevraagd.
  • Cliënt of collega kan kort en   bondig antwoorden.
  • PAS OP voor kruisverhoor.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Controlevragen

Een controlevraag wordt gesteld om erachter te komen of de vraagsteller begrijpt wat de antwoordgever bedoeld. Controlevragen:

  • zijn te stellen als een suggestieve vraag;
  • bieden de ander de mogelijkheid het oneens met jou te zijn;
  • zijn een middel om een monoloog te vermijden;
  • kunnen ook informatief zijn.


Voorbeelden van controle vragen:

  • Bent u het met mij eens dat…?
  • Formuleer ik uw mening goed als ik zeg dat…?
  • Dus wat u stelt is dat…?
  • Hoe komt dit bij u over?

Slide 8 - Tekstslide

Oefenen!!
De opdracht luidt om zo min mogelijk een open vraag suggestief te laten zijn!
Dat wil zeggen dat je de vraag al ' invult voor een ander'.

Maak van de gesloten vragen open vragen

Slide 9 - Tekstslide

Ga je vanavond nog trainen?

Slide 10 - Open vraag

Wilt u nog wat drinken?

Slide 11 - Open vraag

Ben je al lang thuis?

Slide 12 - Open vraag

Heb je een leuke vakantie gehad?

Slide 13 - Open vraag

Ben je ziek?

Slide 14 - Open vraag

2.4. Verwijzen blz. 141
2.5. Afspraken inplannen blz. 144
Lezen:
  • Lees de tekst van blz. 141 verwijzen
  • Lees de tekst van blz. 144 afspraken inplannen.
Maken:
  •  Maken: blz. 2.06, 2.07, 2.08 en 2.09.

Slide 15 - Tekstslide

 Omgaan met emoties blz. 148
Lezen;
  • Lees de tekst van blz. 146 Omgangsvormen
  • Lees de tekst van blz. 148: Omgaan met emoties
Maken;
  • Maak de opdrachten 2.10, 2.11 en 2.12
  •  Maak opdracht 2.13 en bekijk hiervoor de 
    video ' Omgaan met agressie aan de balie' 
  • Maak de begrippen blz. 152.

Slide 16 - Tekstslide

Deelopdrachten Hoofdstuk 2
Blz. 29 t/m 42 

Slide 17 - Tekstslide

Deelopdracht 2.01: 
 



Deelopdracht 2:  Notities maken.(individueel)    blz. 32
Deelopdracht 2.02:
Deelopdracht 2 Notities maken      blz. 32

Slide 18 - Tekstslide

 Deelopdracht 3   Doorverwijzen        bladzijde 35    

2. Hoofdstuk 2: Deelopdracht 3 blz. 35 (voor wie dit nog niet heeft gedaan)
  • Lees de opdracht
  • Iedereen uit je groep speelt een keer de rol van verwijzer en bezoeker
  • Je leeft je in in de rol en speelt het rollenspel
  • De docent/assistent kijkt mee en tekent je opdracht af.

1. Lees 2.4 blz. 141: Verwijzen (Voor wie dit nog niet heeft gedaan)
3. Opdracht 2.04 blz. 142: Speel de situaties uit in een rollenspel.

Slide 19 - Tekstslide

Afspraken inplannen: alleen/zelfstandig via je digitale boek
Klaar: nakijken en aftekenen bij de docent 
 Deelopdracht 4  Afspraken inplannen           bladzijde 38 

Slide 20 - Tekstslide

Deelopdracht 5.   Met emoties omgaan           bladzijde 39
Deelopdracht 5.01 uitvoeren in tweetallen
ieder speelt een rol en wisselt.
Casus 1.
Casus 2.
  • Je voelt mee met de cliënt
  • Je geeft hem/haar de ruimte om zijn verhaal te doen
  • Je laat - verbaal en nonverbaal - merken dat je luistert
  • Je reageert - in eigen woorden zonder (ver)oordelen - op zijn/haar gevoel

Slide 21 - Tekstslide