Voeding

Welkom
- Doe lekker je jas uit
- Zet je tas op de grond
- Telefoons weg :)  
- Pak je tablet erbij 
- Heb je een vraag? Steek je hand op! 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DierverzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
- Doe lekker je jas uit
- Zet je tas op de grond
- Telefoons weg :)  
- Pak je tablet erbij 
- Heb je een vraag? Steek je hand op! 

Slide 1 - Tekstslide

           Voeding 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
- Uitkunnen leggen wat droge stof (DS) is
- Groepen voedingstoffen en hun taak kunnen benoemen/uitleggen 
- Het belang van water bij de voeding kunnen benoemen 

Slide 3 - Tekstslide

Voerbehoefte
Alle diersoorten eigen voerbehoefte. Afhankelijk van verschillende factoren:

- Diersoort                                                           - Prestatie (dekken of gedekt worden, 
- Leeftijd                                                                  drachtig, zogen, werk- en
- Gewicht                                                                 sportprestaties)
- Overig rantsoen                                             - Periode van het jaar
- Kwaliteit van het voer
- Algehele conditie


Slide 4 - Tekstslide

Droge stof (DS)
Droge stof is een gedroogd voedermiddel. Alle water is eruit verdampt
- Hooi bevat veel droge stof, bijna al het water is er al uit verdampt
- Komkommer bevat weinig droge stof, zit veel water in
Droge stof bevat dus de voedingswaarde van een product 


Slide 5 - Tekstslide

Voer bestaat uit water en droge stof. Waar zitten de voedingsstoffen in?
A
water
B
droge stof

Slide 6 - Quizvraag

Wat is ruwvoer en wat is krachtvoer?

Slide 7 - Woordweb

Voedingstoffen
Voedermiddelen bestaat uit water en droge stof. Die voedingsstoffen hebben een functie in het lichaam als bouwstof, brandstof en/of beschermende stof. 

Slide 8 - Tekstslide

Bouwstoffen
Bouwstoffen zijn nodig om nieuwe cellen te maken. Denk bijvoorbeeld aan jonge dieren, dieren in de groei, zogende en/of drachtige dieren. 
Voorbeelden van bouwstoffen:
- Eiwitten; zijn belangrijke bouwstoffen (plantaardig uit gras, dierlijk uit spieren (vlees) en melk).
- Water; bijna alle voedingstoffen bevatten water, dieren die veel droogvoer eten hebben altijd extra water nodig. 

Slide 9 - Tekstslide

Brandstoffen
Een dier beweegt, groeit en blijft op temperatuur. Dat kost allemaal energie, daarvoor hebben ze brandstof nodig. Brandstof bestaat uit koolhydraten en vetten. 
- Koolhydraten zijn suikers en zetmeel, daarvan wordt glucose gemaakt. Glucose zit in zoete producten.  Zetmeel zit in aardappels, graanproducten en peulvruchten. 
- Vetten geeft smaak aan voeding en leveren energie. Vetten zit in lijnzaad, grondbonen, kokos, etc.. In vetten zitten vitamine A, D, E en K. 

Slide 10 - Tekstslide

Beschermstoffen
Een dier gebruikt beschermende stoffen om processen in het lichaam goed te laten verlopen. Vitamines zijn beschermende stoffen. De bekendste vitamines zijn A, B, C, D, E en K. Vitamines kun je opdelen in twee groepen: 
- In vet oplosbare vitamines (vitamine A, D, E en K)
- In water oplosbare vitamines (overige vitamines). 
Een tekort aan bepaalde vitamines kan ziekte veroorzaken. Als je voedermiddelen en mengvoer/krachtvoer van goede kwaliteit gebruikt, zal een dier niet snel een vitaminetekort opdoen.  

Slide 11 - Tekstslide

Overige stoffen
Aan voeding kun je allerlei stoffen toevoegen die geen voedingsstoffen zijn. Voorbeelden zijn:
- Kleurstoffen om het voer een aantrekkelijke kleur te geven. 
- Smaakstoffen om het voer lekkerder te laten smaken. 
- Geurstoffen om het voer lekkerder te laten ruiken. 
- Conserveringsmiddelen om bederf tegen te gaan. 
- Antibiotica (medicijnen) om ziekten te remmen of te voorkomen. (dit is              verboden, maar wordt toch nog steeds gedaan).
- Bindmiddelen om het voer dikker te maken

Slide 12 - Tekstslide

Waar bestaan bouwstoffen uit?
A
Eiwitten en water
B
Eiwitten
C
Stenen en cement
D
Stenen

Slide 13 - Quizvraag

Wat wordt er gemaakt van koolhydraten?
A
Eiwitten
B
Vetten
C
Glucose
D
Zetmeel

Slide 14 - Quizvraag

Welke vitamines zijn oplosbaar in vet?
A
A, B, C en K
B
A, D, E en K
C
A, B, C en E
D
B, C, E en K

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de functie van conserveermiddelen in voeding?
A
Zorgt voor een lekkerdere smaak
B
Zorgt voor een lekkere geur
C
Zorgt voor een aantrekkelijke kleur
D
Om bederf tegen te gaan

Slide 16 - Quizvraag

Giftige voedings-
middelen 

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 
ABC-opdracht 
groepjes van 4 personen 
In totaal 45 minuten de tijd
Er valt wat te winnen! 

Slide 18 - Tekstslide

ABC-opdracht
Zoek bij alle letters van het alfabet een begrip dat past bij het onderwerp voedingsstoffen
Zet er vervolgens achter of het een bouwstof, beschermende stof of brandstof is.
timer
45:00

Slide 19 - Tekstslide