4.4 Transport en energie

                                                Transport en energie par.4.4 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

                                                Transport en energie par.4.4 

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
Paragraaf 4.4!

  • Wat is de invloed van het produceren van energie?
  • Welke energiebronnen zijn duurzaam?
  • Welke energiebronnen zijn dat niet?

    Volgende les; Oefenopdrachten 4.1 - 4.4 voor toets

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet dat het verbranden van fossiele brandstoffen zorgt voor meer CO2 in de lucht;
  • Je begrijpt waarom duurzame energiebronnen minder bijdragen aan klimaatverandering
  • Je kunt oplossingen bedenken waardoor we minder CO2 gaan uitstoten 

Slide 3 - Tekstslide

Voetafdruk van energie
  • Energie is niet alleen stroom, maar ook verwarming en beweging (van bijvoorbeeld een auto of trein).

  • Gebruik van energie vergroot je voetafdruk.

  • Hoe groot de invloed is hangt af van welke energie je gebruikt.

  • We kunnen energie maken van grondstoffen zoals olie en gas.

  • Biomassa is ook een grondstof. Dit is hout, tuinafval en speciaal voor energie gekweekte gewassen.
    En we kunnen energie maken van wind en zonlicht. Zijn dat wel grondstoffen?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Energieproductie kan ook leiden tot klimaatverandering. Bijvoorbeeld door vrijkomend CO2. In de brugklas leerde je wat dat voor het klimaat betekent.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Energie van grondstoffen die niet worden aangevuld heet fossiele energie. Het kan dus op raken.

Slide 8 - Tekstslide

Energie van grondstoffen die niet opraken noemen we hernieuwbare energie of duurzame energie.

Slide 9 - Tekstslide

Is de afbeelding CO2 verhogend op verlagend?
A
Verhogend
B
Verlagend

Slide 10 - Quizvraag

Energie heeft een grote invloed op de voetafdruk. Veel landen willen klimaatneutraal worden. Dat betekent dat er voor hun energieproductie geen milieu-uitputting en milieu-vervuiling meer mag zijn. Daarvoor moet veel veranderen. Bijvoorbeeld energie besparen door isolatie of zelf energie opwekken met zonnepanelen.

Slide 11 - Tekstslide

Waarom nu niet alles duurzaam?
  • Veel mensen willen dat alle energie duurzaam wordt. Toch gebeurt dat niet.

  • Het maken van nieuwe duurzame energiecentrales is heel erg duur. Iemand moet dat betalen.

  • Er is niet altijd zon of wind. Ook in een windstille nacht hebben we stroom nodig.

  • Accu's zijn zwaar en duur, en bovendien zijn er zeldzame grondstoffen voor nodig.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Leerdoelen
  • Je weet dat het verbranden van fossiele brandstoffen zorgt voor meer CO2 in de lucht;
  • Je begrijpt waarom duurzame energiebronnen minder bijdragen aan klimaatverandering
  • Je kunt oplossingen bedenken waardoor we minder CO2 gaan uitstoten 

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag (~5 minuten)
Begin aan H4 par. 4.4  vraag 1 t/m 4

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video


Waarom moet er eerst bezuinigd worden op energiegebruik, voordat we kunnen beginnen met de energietransitie?
A
Dat hoeft niet, groene energie kunnen we zoveel gebruiken als we willen.
B
Door te bezuinigen sparen we geld wat we kunnen investeren in groene energie.
C
Onze huidige fabrieken, lampen en verwarmingen werken niet goed op groene energie.
D
We gebruiken nu meer energie dan we ooit duurzaam kunnen opwekken.

Slide 17 - Quizvraag


Er is niet altijd genoeg zon en wind. De vorige vraag ging over bezuinigen op energiegebruik. Waarom is er dan nog steeds niet genoeg zon en wind?
A
Als de wind gaat liggen en er komen wolken voor de zon, zou de stroom uit kunnen vallen.
B
Door teveel van de zon en wind te gebruiken is er straks misschien te weinig zonlicht over.
C
Er zijn nu nog te weinig zonnepanelen en windmolens. Die moeten we eerst nog maken.
D
Zelfs als de zon fel schijnt en het waait heel hard, hebben we nog niet genoeg energie.

Slide 18 - Quizvraag


Waterstof maken we van water en.. elektriciteit. Is waterstof dan wel duurzaam?
A
Ja, omdat bij het gebruik van waterstof alleen waterdamp vrijkomt.
B
Soms, het hangt er vanaf hoe we de elektriciteit die we hiervoor gebruiken opwekken.
C
Nee, als we dit doen kan het zijn dat al het water op raakt.
D
Nee, want ook bij waterstof worden er gassen uitgestoten.

Slide 19 - Quizvraag


Biomassa levert gas op. Als we dit gas verbranden, komt toch CO2 vrij. Waarom noemen we dit dan toch 'groen gas'?
A
De CO2 die bij groen gas vrijkomt, is eerder al door planten uit de lucht gehaald.
B
De naam groen gras slaat op de kleur van plantenafval, verder is dit gas niet duurzaam.
C
Omdat bij gas van biomassa alleen maar waterstofgas vrijkomt.
D
We noemen dit groen gas omdat het ervoor zorgt dat we minder afval hebben.

Slide 20 - Quizvraag


We moeten juist minder olie, gas en kolen uit de grond halen. Geothermie komt ook uit de grond. Is dat dan wel een goede oplossing?
A
Ja, want bij geothermie halen we alleen warm water naar boven en verbranden we niks.
B
Ja, want geothermie zit minder diep in de aarde dan olie, gas en kolen.
C
Soms, het hangt er vanaf of we de warmte ook weer terug onder de grond stoppen.
D
Nee, geothermie is fossiel en daarom niet duurzaam.

Slide 21 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Je weet dat het verbranden van fossiele brandstoffen zorgt voor meer CO2 in de lucht;
  • Je begrijpt waarom duurzame energiebronnen minder bijdragen aan klimaatverandering
  • Je kunt oplossingen bedenken waardoor we minder CO2 gaan uitstoten 

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk:
Maken H4 par. 4.4 vraag 1 t/m 7
(Ben je hiermee klaar? maak opdracht 1 af van Samenvatting)

Slide 23 - Tekstslide