Mens en machine electra les 2

Wat gaan we doen.
  • Controle huiswerk (samenvattingskaart en opgaven)
  • Soorten schakelingen
  • Een schakeling bouwen (P2) Nieuwe module WK 49
  • Hart en bloedvaten
  • TK 3 en 4 van de nieuwe module WK 49
  • uitdelen PK 1


Leerdoel: Hoe zit de bloedsomloop inelkaar en welke overeenkomst is er met electriciteit
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen.
  • Controle huiswerk (samenvattingskaart en opgaven)
  • Soorten schakelingen
  • Een schakeling bouwen (P2) Nieuwe module WK 49
  • Hart en bloedvaten
  • TK 3 en 4 van de nieuwe module WK 49
  • uitdelen PK 1


Leerdoel: Hoe zit de bloedsomloop inelkaar en welke overeenkomst is er met electriciteit

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht vermogen berekenen
 Door een elektrisch apparaat loopt een stroom van 7,0 A. 
Het apparaat wordt aangesloten op een spanningsbron van 110 V. 
Bereken hoe groot het vermogen van dit apparaat is. 
Schrijf je berekening op!

Slide 4 - Tekstslide

Oplossing                          
P=U * I 
U = 110 V
I = 7 A
110 V x 7 A = 770 W 
Door een elektrisch apparaat loopt een stroom van 7,0 A.
Het apparaat wordt aangesloten op een spanningsbron van 110 V.
Bereken hoe groot het vermogen van dit apparaat is.
Schrijf je berekening op!

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht vermogen berekenen
Over een weerstand van 100Ω staat een spanning
 van 24V en 1A. wat is het vermogen?

Slide 6 - Tekstslide

Oplossing                                
P = U * I
P = 24 V * 1 A
P = 24 W
Over een weerstand van 100Ω staat een spanning
 van 24V en 1A. wat is het vermogen?

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht weerstand berekenen
Een weerstand met een onbekende waarde wordt aangesloten op een accu met een spanning van 12 V 
We meten dat er een stroom loopt met een sterkte van 0,5 A
Hoe groot is de weerstand (R)?



Slide 8 - Tekstslide

Oplossing                                
spanning = weerstand x stroom
U = R x I 
12 V = R x 0,5 A
R = U : I
R = 12 V : 0,5 A 
R  = 24       (Ohm) 

Een weerstand met een onbekende waarde wordt aangesloten op een accu met een spanning van 12 V
We meten dat er een stroom loopt met een sterkte van 0,5 A
Hoe groot is de weerstand (R)?

Ω

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag met PK 2
Maak een parallel en een serieschakeling, daarna kijk of het lukt om een mix schakeling te maken
timer
8:00

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

In de tekening zie je een elektrische schakeling. Wat voor schakeling is dit?
Schrijf de letter op van het juiste antwoord.
A
Een serieschakeling
B
Een parallelschakeling

Slide 14 - Quizvraag

4. Kijk naar de tekening. In een schakelschema worden symbolen gebruikt voor alle onderdelen.
Welk onderdeel heeft dit symbool? Schrijf de letter op van het juiste antwoord.
A
Een batterij
B
Een draad
C
Een lamp
D
Een schakelaar

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Uitleg het hart
Je ziet hier het buitenaangezicht van het hart.

Om het hart lopen kransslagaders om zuurstof aan het hart te geven.

Slide 17 - Tekstslide

Bouw van het hart

Slide 18 - Tekstslide

Boezems en kamers


Boezem het hart in
Kamer het hart uit

Let op de hartkleppen!

Slide 19 - Tekstslide

Hartkleppen
Kleppen tussen de boezem en de kamer: hartkleppen

Hartkleppen tussen de kamer en de bloedvaten: halvemaanvormige kleppen
(aortaklep, longslagaderklep)

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Welke soorten bloedvaten heb je?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Wat ga je doen?
TK  3
TK 4
PK 2 verder afmaken
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag!
Huiswerk voor de volgende les:
- Theoriekaart 3 en 4 (af)maken  
-PK 2, afmaken

Huiswerk voor volgende les en volgende week maandag: 
- PK 1 maken op het postervel en uiterlijk volgende week maandag inleveren (uitgedeeld in de les, thuiszitters kunnen dit online maken)
- Uiterlijk volgende week maandag: Samenvatten TK 1, 2, 3en 4. Af dan krijg je een stempel.

Alle stempels van deze periode samen verzameld geeft voor de volgende toets wat lekkers.

Slide 25 - Tekstslide

3. Kijk naar de tekening. In een schakelschema worden symbolen gebruikt voor alle onderdelen.
Welk onderdeel heeft dit symbool? Schrijf de letter op van het juiste antwoord.
A
Een batterij
B
Een draad
C
Een lamp
D
Een schakelaar

Slide 26 - Quizvraag

6. Een schakelschema is ... ?
A
Een tekening van een schakeling
B
Een tekening van een schakeling, waarin onderdelen zijn vervangen door symbolen
C
Bestaat uit een lamp, een draad een batterij en een schakelaar

Slide 27 - Quizvraag

1. In welke bloedvaten worden stoffen in het bloed opgenomen en aan organen afgegeven?
A
Aders
B
Slagaders
C
Haarvaten

Slide 28 - Quizvraag