Oefentoets schrijfvaardigheid H5

Oefentoets schrijfvaardigheid H5
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Other languagesSecondary Education

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefentoets schrijfvaardigheid H5

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Opdracht samen doornemen:
  1. publiek
  2. schrijfplan
  3. titel
  4. anekdote
  5. argumenten
  6. bronnen en kennis
  7. verwijzingen naar bronnen
  8. tussenkopjes
  9. eisen betogende tekst
  10. spelling, interpunctie en formuleren

Slide 2 - Tekstslide

Publiek
Waarom is het belangrijk om eerst het publiek vast te stellen?

Slide 3 - Tekstslide

Schrijfplan
Zie tweede bladzijde

Slide 4 - Tekstslide

Titel
Wanneer bedenken?

Slide 5 - Tekstslide

anekdote
Wat is dat?
Moet het waar zijn?

Slide 6 - Tekstslide

soorten argumenten
Zie boek!

Slide 7 - Tekstslide

bronnen
bijlage (verplicht) en eigen kennis

Slide 8 - Tekstslide

verwijzen
Volgens een onderzoek van de UU dat in 2017 uitgevoerd werd...
De Amerikaanse onderzoekster Carol Dweck schrijft in haar artikel Mindset (2021).

Slide 9 - Tekstslide

tussenkopjes
Zorg dat uit het tussenkopje blijkt waar de alinea over gaat. 

Slide 10 - Tekstslide

eisen opbouw
Zie schrijfplan!

Slide 11 - Tekstslide

spelling, interpunctie etc...

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Schrijfplan
Let op de soorten argumenten die je moet gebruiken. Deze zijn voor jullie ingevuld.

Slide 14 - Tekstslide

Standpunt
Je standpunt moet enkelvoudig zijn en mag geen 'maar of behalve' bevatten.
Er mag geen contact bestaan tussen docenten en leerlingen op sociale media, behalve als je vader leraar is en contact buiten schooltijd moet helemaal verboden zijn.



Slide 15 - Tekstslide

Bronnen
Gebruik voor de feitelijke argumenten altijd de bronnen. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

ongewenst gevolg
bronnenboekje!

Slide 18 - Tekstslide

empirisch argument
Leraren spreken mij steeds aan op de prestaties van mijn elftal. Dit zorgt altijd voor een leuk gesprek op maandag. (argument voor)

Let op dat het niet om een éénmalig incident gaat.
Eén docent zag een keer dat ik in het weekend een feestje had gehad en ik had op maandag mijn huiswerk niet af. De docent sprak mij hier toen op aan. 
Gebruik dit hooguit in de inleiding als anekdote. 

Slide 19 - Tekstslide

Moreel argument
Empirisch: leraren spreken mij altijd aan op de vele feestjes die ik vier in het weekend en beweren dat alle feestjes leiden tot slechte resultaten. Mensen moeten niet te snel oordelen. Ik feest graag, maar ik leer door de week heel erg hard. 

Slide 20 - Tekstslide

Tegenargument
Verplaats je in iemand die tegen de stelling is en verzin een argument tegen jouw stelling.

stelling: roken moet verboden worden

tegenargument: mensen zijn zelf verantwoordelijk voor hun gedrag

weerlegging: veel mensen beginnen met roken voordat ze volwassen zijn. Uit verschillende onderzoeken blijkt, dat jongeren nog niet in staat zijn de gevolgen van hun handelen te overzien. Op dat moment moet de overheid de verantwoordelijkheid overnemen en roken verbieden.

Slide 21 - Tekstslide

slot
conclusie en aanbeveling
Vat je argumenten nog een keer samen en doe een aanbeveling. (daar zit je standpunt meestal in verwerkt)

Slide 22 - Tekstslide

nu
Maak je schrijfplan af. Klaar? Laat het zien aan een klasgenoot.
Begin dan met schrijven. Papier ophalen bij BTNC

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Deze les
Aan het einde van de les moet je betoog af zijn. Lukt dit niet, dan moet je dit na schooltijd afmaken. Hiervoor plan in je een uur in.  Heb je het eerder af? Dan mag je het aan mij laten zien en (als het fatsoenlijk is) dan mag je weg. 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Deze les
Aanwezigheid (we hebben visite!)
Beoordelen van betogen.

Slide 27 - Tekstslide