1. Stop de infusie, laat de infuuscanule zitten en laat langzaam neutrale vloeistof inlopen.
2. Controleer de temperatuur, hartslag, bloeddruk en ademhaling van de zorgvrager en maak een notitie in het dossier. Vermeld ook eventuele andere observaties.
3. Waarschuw de arts.
4. Bij een milde reactie mag de transfusie op aanwijzing van de arts verdergaan.