Skills 2.1 Bloeddruk

Bloeddruk
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bloeddruk

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je uitleggen wat een bloeddruk is, de processen en begrippen die hierbij een rol spelen benoemen en de normaalwaarde en afwijkende bloeddruk bespreken.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is bloeddruk?
Bloeddruk is de druk die het bloed uitoefent op de slagaderwanden.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe wordt bloeddruk gemeten?
Bloeddruk wordt gemeten met een bloeddrukmeter, waarbij twee waarden worden vastgesteld: de systolische druk en de diastolische druk.

Slide 4 - Tekstslide

Systolische druk en diastolische druk
Bovendruk (systolische druk): bloed wordt in de slagader gepompt, hart bevindt zich in samentrekkingsfase.

Onderdruk (diastolische druk): hart bevindt zich in ontspanningsfase

Slide 5 - Tekstslide

Wat heb je nodig om de bloeddruk te kunnen meten?
Bloeddrukmeter
(Stethoscoop)

Slide 6 - Tekstslide

Wat gebeurt er tijdens het bloeddrukmeten?
1: de bloeddrukband drukt het bloedvat  helemaal 
dicht

2: het bloedvat heeft net genoeg kracht om door  de 
                                                                                            band heen te gaan. Je hoort de eerste slag
                    Je meet nu de SYSTOLE                                                        

3: het bloed kan weer "normaal" door  het bloedvat 
stromen. Je hoort de laatste slag.
Je meet nu de DYSATOLE                                                   

Slide 7 - Tekstslide

De juiste plaats van de bloeddrukband
Altijd meten aan dezelfde arm

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer niet meten?

  • Een gewonde arm of een verlamde arm
  • Een arm met oedeem
  • Een arm waarin een shunt aanwezig is
  • Een arm aan de zijde waar de lymfklieren zijn verwijderd
  • Een arm met een infuus of waaknaald
  • Een arm waarin een sensor zit bij een Diabetes patient



Slide 9 - Tekstslide

Normaalwaarde
De normaalwaarde van de bloeddruk is ongeveer 120/80 mmHg.

Slide 10 - Tekstslide

Afwijkende bloeddruk
Een afwijkende bloeddruk kan te hoog (hypertensie) 
<140/95

of
 te laag (hypotensie) zijn.
<100/60

Slide 11 - Tekstslide

Gevolgen van een te hoge bloeddruk
Een te hoge bloeddruk kan leiden tot hart- en vaatziekten, zoals een beroerte of hartfalen.

Slide 12 - Tekstslide

Samenhang met cardiovasculaire aandoeningen
Hoge bloeddruk is een risicofactor voor het ontwikkelen van cardiovasculaire aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten.

Slide 13 - Tekstslide

Quiz
Test je kennis over bloeddruk met deze quiz. 

Slide 14 - Tekstslide

Hypertensie
Hypotensie
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk

Slide 15 - Sleepvraag

Wat is hypertensie?
A
Een ontsteking van de bloedvaten
B
Een normale bloeddruk
C
Een hoge bloeddruk
D
Een lage bloeddruk

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de diastolische druk?
A
De druk op de vaatwanden tijdens het samentrekken van het hart
B
De druk op de vaatwanden na het sporten
C
De druk op de vaatwanden tijdens het ontspannen van het hart
D
De druk op de vaatwanden bij uitademing

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de systolische druk?
A
De druk op de vaatwanden na het eten
B
De druk op de vaatwanden bij inademing
C
De druk op de vaatwanden tijdens het ontspannen van het hart
D
De druk op de vaatwanden tijdens het samentrekken van het hart

Slide 18 - Quizvraag

Wat is bloeddruk?
A
De kracht waarmee het bloed tegen de vaatwanden drukt
B
De snelheid waarmee het bloed stroomt
C
De hoeveelheid bloed in het lichaam
D
De temperatuur van het bloed

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent CVRM?
A
Cardiovasculair risicomanagement
B
Chronische vaat- en hartziekten
C
Circulair vasculair risicomodel
D
Centrum voor Risicovolle Medische behandelingen

Slide 20 - Quizvraag

Wat is hypotensie?
A
Hoge bloeddruk, waarbij de druk in de bloedvaten te hoog is.
B
Verhoogde hartslagfrequentie.
C
Lage bloeddruk, waarbij de druk in de bloedvaten te laag is.
D
Verminderde bloedstroom naar organen.

Slide 21 - Quizvraag

De polsslag

Slide 22 - Tekstslide

Waar kun je de polsslag voelen

Slide 23 - Tekstslide

Wat kun je meten aan de polsslag?
  • De frequentie van de pols: wat is het aantal slagen per minuut?
  • De regelmaat van de pols: is de pols regelmatig of niet ? 
  • De gelijkmatigheid van de pols: zijn de polsslagen gelijk gevuld?
  • De kracht van de pols: is de polsslag al of niet heftig?

Slide 24 - Tekstslide


De hartslag kan gemakkelijk
    gemeten worden door de kloppingen te
    tellen van een bloedvat in de pols vlak
    onder de duim. Dit wordt de polsslag genoemd.
   

Slide 25 - Tekstslide

Waar wordt 'pols tellen' vaak voor gebruikt?
A
Om de bloeddruk te meten
B
Om de tijd te bepalen
C
Om de hartslag te meten
D
Om de polsmaat op te nemen

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een andere benaming voor 'pols tellen'?
A
Klokken
B
Slaan
C
Pulseren
D
Tikken

Slide 27 - Quizvraag

Wat deed jou hartslag tijdens deze les?
Omhoog, ik vond het interessant
Omlaag, ik vond het saai
Gelijk, niet saai of intressant

Slide 28 - Poll