les 23 Helden of schurken

Binnen is beginnen.


Je werkt aan jouw leerplan van NUMO
Leg je leesboek op tafel
timer
5:00
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Binnen is beginnen.


Je werkt aan jouw leerplan van NUMO
Leg je leesboek op tafel
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat zie je?

Slide 2 - Tekstslide

Welk persoon zag je op de eerste slide?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Typ een held uit een boek dat jij gelezen hebt?

Slide 6 - Woordweb

inspireren= aanwakkeren'
Wat is een uitvergrote versie van onszelf?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Helden
Helden geven inspiratie.
Boodschap: je moet niet opgeven, hoe moeilijk de situatie ook is. 

Kenmerken van helden:
- Een held gedraagt zich meestal goed en redt de mensheid van het kwaad
- Vertonen ook minder goed gedrag: ongeduld of wraakzucht
- Kenmerkende kleding, speciale wapens of een bijzonder vervoersmiddel.
- Hebben veelal een hulpje of een wijze raadsman.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is geen kenmerk van een held?
A
Krijgshaftig
B
Slim
C
Aardig
D
Superkrachten

Slide 10 - Quizvraag

Wie vind jij een held? Dit keer iemand uit het 'echte' leven.

Slide 11 - Woordweb

Idool
Een idool is iemand waar je bewondering voor hebt en tegenop kijkt. 
Meestal worden posters, filmpjes van deze mensen bewonderd. 
Idolen hebben heel veel fans.

Slide 12 - Tekstslide

Maar helden zijn niet perfect...
Ze zijn soms wat onbezonnen, ongeduldig of wraakzuchtig
En..
Ze hebben vaak een achilleshiel... 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Griekse mythologie
Verhalen over goden, halfgoden, nimfen en helden. Voor de oude Grieken was de mythologie belangrijk. Het gaf hen verklaringen voor bijvoorbeeld het ontstaan van de wereld, maar ook het bestaan van hemellichamen, kwaad, ziekten en natuurverschijnselen. De vormde de basis van het geloven en denken van de oude Grieken.

Slide 16 - Tekstslide

De Griekse held Achilles werd ooit door zijn moeder, de zeegodin Thetis, in het water van de rivier de Styx gedompeld. Hiermee maakte ze haar zoon onkwetsbaar. Thetis hield haar zoon echter vast aan zijn hiel en hierdoor werd die niet nat. Na deze onderdompeling was Achilles onoverwinnelijk, alleen bij zijn Achilleshiel was hij nog kwetsbaar. Dit werd uiteindelijk Achilles’ ondergang tijdens de strijd om Troje. De held Paris, de zoon van de Trojaanse koning Priamos, raakte de Griek toen met een pijl in zijn hiel.
dompelen
 in water doen en er snel weer uit halen
onkwetsbaar
niet te verwonden, te verslaan enz.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Wat is een achilleshiel, als je het figuurlijk gebruikt?
A
een blessure bij voetbal
B
een zwakke plek, waar je kwetsbaar bent
C
je sterke kant, je talent
D
je hart (waar je het hardst geraakt kan worden)

Slide 19 - Quizvraag

De Zoektocht van een held:
  • Neem een pen en papier
  • Bekijk de film op de volgende dia, ondertussen:
  • noteer je voor jezelf -in je eigen woorden-  welke 12 stappen een held in zijn/haar verhaal doormaakt.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

stap 1
stap 2
stap 3
stap 4
stap 5
stap 6
stap 7
stap 8
stap 9
stap 10
stap 11
held sterft of wordt herboren
Er op uit! Avontuur...
Er is altijd iets aan de hand, dat is het leven
De held wordt beloond
De eerste beproeving
confrontatie met de eigen angsten
 resultaat...maar niet perse goed
de oplossing van problemen
advies van een wijs iemand
Er is altijd iets aan de hand, dat is het leven
Nieuw leven
terugkeer eigen wereld

Slide 22 - Sleepvraag

En noem nu eens een schurk?

Slide 23 - Woordweb

Schurken
Geen held, zonder schurk
Tegenpool van de held
Ze zijn slecht: in- en ínslecht
In een verhaal overwint het goede (de held) meestal het kwade

Slide 24 - Tekstslide

Anti-Held
Beetje sullige, sukkelige held
Bijv. onhandig, oenig type 
(niet: het tegenovergesteld van een held, want dat is de schurk) 

Slide 25 - Tekstslide

huiswerk: Schrijf een korte tekst. 
Je tekst heeft minimaal veertig woorden.
Een zin bestaat uit tien tot vijftien woorden. Een zin heeft maar één voegwoord.

Slide 26 - Tekstslide