Unit 5 - Sports

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

MAVO 1 F

Welcome

Boek op tafel

telefoon in je tas

Grammar revision:

past simple

could / couldn't

plural

vocabulary

translation

 game

Aan het eind van de les kunnen leerlingen:

• hun gebruik van could/ couldn't, meervouden, verleden tijd opfrissen
• zinnen met de verledentijd maken.
• nieuwe woorden leren

Unit 5 - Sports

Introduction

Reasons

p.47

Samenwerken 

Lesson 1

Opdracht 1

p. 49

Reading

lees            Ultimate Frisbee

p. 50 - 51

Beantwoord opdracht 5&6

p. 52-53

before reading: ex 4, p.52

Opdracht 7 & 9

p. 53-54

Past simple

• Als iets in het verleden gebeurd is, gebruik je vaak de past simple.
  
• Net als in het Nederlands zet je het werkwoord in de verleden tijd.

To be (past simple)

bevestegend zinnen  

I              was

You            were

He/she/it            was

We            were

They             were 

Grammar: To be (past simple)

Opdracht 10

p. 54

Grammar: To be

Opdracht 11

p. 55

The Maze

Zinnen maken met de verleden tijd van "to be"

Grammar: Past simple

Opdracht 12

p. 56

Klaar! ga naar opdracht 14

p. 58

Reading

Lees: On The Bulletin Board

(een prikbord)

(een mededelingenbord)

beantwoord opdracht 19

Writting

Get started: opdracht 17 & 18

p.60

Grammar

Opdracht 20 t/m 25

p. 62 - 65

Phrases

Opdracht 26, 27

p. 66 - 67

Listening and Watching

Get Started

Opdracht 31

p. 70

Class activity

Discussion

Choose & Fill in

Opdracht 36 - 37

p. 72-73

Is the sentence in the past simple (verleden tijd) or present simple (tegenwoordige tijd)?

He invented a new kind of sport shoe

Is the sentence in the past simple (verleden tijd) or present simple (tegenwoordige tijd)?

Tim never scores a goal

Is the sentence in the past simple (verleden tijd) or present simple (tegenwoordige tijd)?

Did you arrive early this morning?

Is the sentence in the past simple (verleden tijd) or present simple (tegenwoordige tijd)?

He greeted his grandmother with a kiss.

Is the sentence in the past simple (verleden tijd) or present simple (tegenwoordige tijd)?

Every Saturday I run about five kilometres

Is the sentence in the past simple (verleden tijd) or present simple (tegenwoordige tijd)?

Carol passed the ball to Hannah.

Finish the sentences with the verb in brackets (use the past simple). Write out the full sentence.

Yesterday I ........................(decide) to join the rowing team.

Finish the sentences with the verb in brackets (use the past simple). Write out the full sentence.

I ................(play) in defence.

Waarmee begint een vraag met het werkwoord 'to be' in de verleden tijd altijd?
-- met did
-- met was / were

Fill in the correct answer ( was / were)

My brother finished first. He ............very proud.

Fill in the correct answer ( was / were)

John and Peggy .............excited about the match.

Fill in the correct answer ( was / were)

The weather ...........very bad.

Fill in the correct answer ( was / were)

We .............wrong.

Listening and Watching

Opdracht 34, 35, 38, 39, 41

p. 72, 73, 74, 75

Grammar: Adverbs / bijwoorden - p. 80

Wat is een bijwoord? een woord dat een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord beschrijft

De meeste geven aan hoe vaak iets gebeurt

Bijwoorden zijn woorden zoals always / never / usually / often.

Function of Adverbs

Place of Adverb / Bijwoorden staan:

• vóór het hoofdwerkwoord:
  

The badminton team always meets at 12.30.

I never sing in public.

She often says nice things to Dan.

• na am / are / is / was / were:
  

There's always something to see.

It is often boring.

We're usually busy on Wednesdays.

Lesson 4: Speaking

Get started

Sports

Opdracht 43

p. 77

Class discussion

Find out

The Rules

p. 78

opdracht 44

p. 79

Listening

Exercise 44

Class activity

Fill in

Opdracht 45

p. 79

Puzzle

Opdracht 46

p. 80

Samenwerken 

Summary