V4 18.11.2021 Modalverben

Willkommen
Donnerstag 18.11.2021
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Willkommen
Donnerstag 18.11.2021

Slide 1 - Tekstslide

Heute
  • Aufgaben machen
  • Grammatik
  • Hörfertigkeit



Das Ziel von heute: Hörfertigkeit trainieren

Slide 2 - Tekstslide

Die Modalverben

Slide 3 - Tekstslide

Was sind Modalverben?
Modale hulpwerkwoorden (modalverben) zijn hulpwerkwoorden die extra betekenis aan het hoofdwerkwoord toevoegen.
Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands zijn: zullen, kunnen, mogen, moeten, willen.

Als je bijvoorbeeld zegt: 'Petra kan zwemmen', zeg je eigenlijk dat Petra in staat is om te zwemmen (ze verdrinkt niet in water). Dat heeft natuurlijk een hele andere betekenis dan 'Petra zwemt', een zin zonder modaal hulpwerkwoord.

Slide 4 - Tekstslide

Modalverben
Darf ich auf die Toilette gehen?
Können Sie das wiederholen?
Magst du Spinat?
Ich muss jeden Tag trainieren.
Ihr sollt vor Mitternacht zu hause sein!
Später will er Architekt werden.


Slide 5 - Tekstslide

Dürfen wir hier parken?

Kannst du mir helfen?

Diese Musik mag ich nicht.

Ich muss jetzt gehen.

Peter soll sich beim Direktor melden.

Ich will noch nicht gehen.

Wissen Sie wo der Bahnhof ist?





mogen (toestemming hebben)
kunnen
houden van/lusten
moeten (noodzaak)
moeten (wil van een ander)
willen
weten

Slide 6 - Sleepvraag

Die Modalverben
wollen
müssen 
sollen
dürfen
können
mögen

Slide 7 - Tekstslide

Aufgabe 10 & 11 
Siehe Handbuch 3

Seite 55-56

Fertig? Mache Aufgabe 13 & 15



Slide 8 - Tekstslide

Aufgabe 31 & 42
Zeit für die Hausaufgaben: 13 & 15

Slide 9 - Tekstslide

Fülle aus:
[dürfen] ___ ich auf die Toilette gehen?

Slide 10 - Open vraag

Fülle aus:
[sollen] Was ___ wir hier machen?

Slide 11 - Open vraag

Fülle aus:
[müssen] Du ___ jetzt gehen, sonnst kommst du zu spät.

Slide 12 - Open vraag

Fülle aus:
[können] ___ Sie mir helfen?

Slide 13 - Open vraag

Fülle aus:
[mögen] ___ ihr Spinat?

Slide 14 - Open vraag

Fülle aus:
[wissen] ___ du wie spät es ist?

Slide 15 - Open vraag

Fülle aus:
[müssen] Er ___ zum Zahnarzt.

Slide 16 - Open vraag

Aufgabe 14

Slide 18 - Tekstslide