Hoofdstuk 9 - Les 1 - EU - Instructieles

Hoofdstuk 9 - Les 1 - EU
Curio ISK - Spelling instroom
1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 9 - Les 1 - EU
Curio ISK - Spelling instroom

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 1:
Hoor je hetzelfde of iets anders?

Slide 3 - Tekstslide

1. Hoor je hetzelfde of iets anders?
A
hetzelfde
B
anders

Slide 4 - Quizvraag

2. Hoor je hetzelfde of iets anders?
A
hetzelfde
B
anders

Slide 5 - Quizvraag

3. Hoor je hetzelfde of iets anders?
A
hetzelfde
B
anders

Slide 6 - Quizvraag

4. Hoor je hetzelfde of iets anders?
A
hetzelfde
B
anders

Slide 7 - Quizvraag

5. Hoor je hetzelfde of iets anders?
A
hetzelfde
B
anders

Slide 8 - Quizvraag

6. Hoor je hetzelfde of iets anders?
A
hetzelfde
B
anders

Slide 9 - Quizvraag

7. Hoor je hetzelfde of iets anders?
A
hetzelfde
B
anders

Slide 10 - Quizvraag

8. Hoor je hetzelfde of iets anders?
A
hetzelfde
B
anders

Slide 11 - Quizvraag

9. Hoor je hetzelfde of iets anders?
A
hetzelfde
B
anders

Slide 12 - Quizvraag

10. Hoor je hetzelfde of iets anders?
A
hetzelfde
B
anders

Slide 13 - Quizvraag

Opdracht 2:
Hoor je de [eu]? 

Slide 14 - Tekstslide

1. Hoor je de [eu]?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

2. Hoor je de [eu]?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

3. Hoor je de [eu]?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

4. Hoor je de [eu]?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

5. Hoor je de [eu]?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

6. Hoor je de [eu]?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

7. Hoor je de [eu]?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

8. Hoor je de [eu]?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

9. Hoor je de [eu]?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

10. Hoor je de [eu]?
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quizvraag

11. Hoor je de [eu]?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quizvraag

12. Hoor je de [eu]?
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quizvraag

EU
  neus                            reu
  deur                             beu
 leuk                             jeuk
 reuk                              geur
 deuk                              peuk

Slide 27 - Tekstslide

Uitspreken!
neus
reus
deur 
beuk
leuk
jeuk reuk deuk geur peuk
deur 
beuk
leuk neus
reus
deuk geur peuk jeuk reuk

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 3: 
Waar zie je de [EU]?

Slide 29 - Tekstslide

Tekst
EU
Ik 
heb 
pijn
in
mijn
neus.us. 
De
reus
is
heel  
groot.
Mijn
reuk
is
weg.
is
een
Het 
leuk
meisje!
Ik
loop
naar
de
deur.

Slide 30 - Sleepvraag

Opdracht 4: 
Welk woord hoor je?

Slide 31 - Tekstslide

1. Welk woord hoor je?
A
beuk
B
buur
C
buik
D
bier

Slide 32 - Quizvraag

2. Welk woord hoor je?
A
buk
B
beek
C
buik
D
beuk

Slide 33 - Quizvraag

3. Welk woord hoor je?
A
beuk
B
beek
C
buik
D
buk

Slide 34 - Quizvraag

4. Welk woord hoor je?
A
buk
B
buik
C
beuk
D
buik

Slide 35 - Quizvraag

5. Welk woord hoor je?
A
buk
B
buik
C
beuk
D
boek

Slide 36 - Quizvraag

6. Welk woord hoor je?
A
bier
B
buur
C
boor
D
beer

Slide 37 - Quizvraag

7. Welk woord hoor je?
A
beuk
B
beer
C
buur
D
bier

Slide 38 - Quizvraag

8. Welk woord hoor je?
A
beer
B
boer
C
buur
D
bier

Slide 39 - Quizvraag

9. Welk woord hoor je?
A
beuk
B
beer
C
buur
D
bier

Slide 40 - Quizvraag

10. Welk woord hoor je?
A
boer
B
beer
C
bier
D
buur

Slide 41 - Quizvraag

Opdracht 5:
Schrijf het woord dat je hoort

Slide 42 - Tekstslide


Slide 43 - Open vraag


Slide 44 - Open vraag


Slide 45 - Open vraag


Slide 46 - Open vraag


Slide 47 - Open vraag


Slide 48 - Open vraag


Slide 49 - Open vraag


Slide 50 - Open vraag


Slide 51 - Open vraag


Slide 52 - Open vraag

Afsluitdictee
Ruim je laptop op en pak je spellingschrift en een potlood. 

Schrijf bovenaan:   
Hoofdstuk 9 - Les 1 

Schrijf in de kantlijn de nummers 
1 t/m 10
9

Slide 53 - Tekstslide

onderstreep nu alle woorden met [EU]

Slide 54 - Tekstslide

Afsluitdictee
1. In de zomer draag ik een hoed.
2. Bij de koffie eet ik een koek.

3. De boef heeft de tas gestolen.

4. Ik lees graag een boek.

5. Ik heb een hond en een poes.
6 Ik veeg de stoel schoon met een doek.

7 Ik eet soep met een lepel.

8 Ik geef mijn moeder een zoen.
9 Het snoep is heel zoet.

10 De boer werkt op het land.



1.    Ik heb pijn in mijn neus
2.   De bloemen hebben een lekkere geur.
3.   De reus is heel groot.
4.   Ik loop naar de deur.
5.   Het is een leuk meisje.
6.   Er zit een deuk in de auto. 
7.   Ik heb jeuk op mijn hoofd.
8.   Mijn reuk is weg..
9.   Die boom is geen eik maar een beuk.
10. Leg de peuk maar in de asbak.


Slide 55 - Tekstslide

Einde hoofdstuk 9 - les 1 

Slide 56 - Tekstslide