4.2 Allerlei formules en grafieken

Maken 15, 26 en 31
timer
5:00
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Maken 15, 26 en 31
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Succescriteria
  • Weten wanneer je een stippengrafiek moet maken.
  • Weten wanneer je een trapgrafiek moet maken.
  • Formules maken bij een stippengrafiek
  • Data aan negatieve getallen hangen.

Slide 2 - Tekstslide

Stippengrafiek
  • In de grafiek zie je het verband tussen het aantal repen chocolade en de prijs.
  • Eén reep chocolade kost €0,50.
  • Twee repen kosten €1. 

Slide 3 - Tekstslide

Stippengrafiek
  • Je kunt alleen maar hele repen kopen,
  • daarom is er geen lijn getrokken door de stippen.
  • Zo'n grafiek noemen we een stippengrafiek

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld
Bij fotozaak Muis kun je batterijen kopen. De stippengrafiek gaat daarover.
a. De batterijen zitten verpakt in plastic. Hoeveel batterijen zitten in één verpakking?

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
Bij fotozaak Muis kun je batterijen kopen. De stippengrafiek gaat daarover.
b. Laureen heeft voor haar camera 6 batterijen nodig. Hoeveel rekent zij daarvoor af bij de kassa?

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
Bij fotozaak Muis kun je batterijen kopen. De stippengrafiek gaat daarover.
c. Charley heeft €8. Hoeveel batterijen kan hij maximaal aanschaffen?

Slide 7 - Tekstslide

Trapgrafiek
  • Het verband tussen borstomtrek en de herenmaat zie je in de trapgrafiek hieronder.
  • De grafiek heeft alleen horizontale lijntjes die in treden omhoog gaan. 

Slide 8 - Tekstslide

Trapgrafiek


  • Die treden zitten niet aan elkaar vast.
  • Bij een borstomtrek van 95 cm hoort herenmaat 48.
  • De tweede  trede betekent:
  • mannen met een borstomtrek van 88 cm tot en met 92 cm hebben herenmaat 46

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld
In de trapgrafiek zie je het verband tussen het gewicht van brievenbuspost en het aantal postzegels binnen Nederland.
a. Wat betekent de eerste trede?

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld
b. Dennis verstuurt een brief met een gewicht van 40 gram. Hoeveel postzegels moet hij daarop plakken?

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
c. Elze stuurt een pakketje dat door de brievenbus past. 
Het pakketje weegt 100 gram.
Hoeveel postzegels moet zij daarop plakken?

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld
d. Frida gebruikt 4 postzegels.
Wat weet je van het gewicht van haar brievenbuspakje?

Slide 13 - Tekstslide

Formule
  • Door de stippengrafiek over de gemiddelde lengte van een  19-jarige kun je een rechte lijn trekken.
  • Niet alle stippen liggen precies op de lijn.

Slide 14 - Tekstslide

Formule
  • Bij de rechte lijn is een lineaire formule gemaakt.
  • Die formule is:
  • lengte (mm) = 1630 + 1,25t.
  • Hierin is t de tijd in jaren na 1900. 

Slide 15 - Tekstslide

Formule
  • Natuurlijk klopt die formule niet precies met de werkelijkheid,
  • maar hij is goed te gebruiken.
  • Zo is het met de meeste formules in de praktijk. 

Slide 16 - Tekstslide

Formule
  • Formules worden gebruikt om voorspellingen te doen.
  • Met dat voorspellen moet je wel voorzichtig zijn.
  • Misschien heeft de formule alleen maar betekenis voor een bepaalde periode of hebben tussenliggende waarden geen betekenis. 

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld
Om de lengte van een 19-jarige uit te rekenen kun je een formule gebruiken. lengte (mm) =1630 + 1,25t
Hierin is t de tijd in jaren na 1900.
Hoeveel meter is volgens de formule de lengte van een 19-jarige in 2050? Rond af op twee decimalen. Geef commentaar bij je antwoord.

Slide 18 - Tekstslide

Assenstelsels en tijd
  • Een grafiek teken je in een assenstelsel.
  • Een assenstelsel heeft een horizontale as en een verticale as.
  • Bij de assen staan variabelen en eenheden. 

Slide 19 - Tekstslide

Assenstelsels en tijd
  • In het assenstelsel hiernaast is de horizontale as naar links doorgetrokken
  • Daar staan negatieve getallen bij.
  • Dat betekent dat je terug gaat in de tijd. 

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeld
In de figuur is de grafiek van de formule V = 13 -0,4t  getekend.
Hierin is V de voorraad in kg en t de tijd in dagen met t=0 op 5 juli.
a. Welke datum hoort bij t = 4?

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld
In de figuur is de grafiek van de formule V = 13 -0,4t  getekend.
Hierin is V de voorraad in kg en t de tijd in dagen met t=0 op 5 juli.
b. Welke datum hoort bij t = -2?

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld
In de figuur is de grafiek van de formule V = 13 -0,4t  getekend.
Hierin is V de voorraad in kg en t de tijd in dagen met t=0 op 5 juli.
c. Bereken de voorraad op 2 augustus.

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeeld
In de figuur is de grafiek van de formule V = 13 -0,4t  getekend.
Hierin is V de voorraad in kg en t de tijd in dagen met t=0 op 5 juli.
d. Bij de aankoop had de eigenaar 17 kg hondenvoer gekocht. Op welke datum was dat?

Slide 24 - Tekstslide

Aan het werk...
lager dan 6: 16, 17, 21, 22, 32, 33 , 34, 35 + nakijken
[6, 7>: 17, 19, 2224, 34, 35, 38 + nakijken
7 of hoger: 19, 20, 24, 25, 30,  38, 39, 40 + nakijken 
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Aan het werk...
lager dan 6: 15, 16, 17, 21, 22, 26, 31, 32, 33 , 34, 35 + nakijken
[6, 7>: 15, 17, 19, 2224, 26, 31, 34, 35, 38 + nakijken
7 of hoger: 15, 19, 20, 24, 25, 26, 30, 31, 38, 39, 40 + nakijken 

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk
Maken 18, 23, 29, 36, 37 + nakijken
16 november SE H1
30 november SE H4 
16 december SE H5



Slide 31 - Tekstslide