Stoffen die ioniserende straling uitzenden, zijn radioactief.
Radioactieve stoffen vind je in heel kleine hoeveelheden overal om je heen. Veel van deze stoffen zijn van natuurlijke oorsprong. Je noemt zulke stoffen natuurlijk radioactief. Uraniumerts is een natuurlijk radioactief gesteente.
Slide 8 - Tekstslide
Radioactieve stoffen
Na de ontdekking van radioactiviteit in 1896 hebben mensen geleerd om zelf nieuwe radioactieve stoffen te maken.
Kunstmatig radioactief : Radioactieve stoffen die door de mens zijn gemaakt.
Slide 9 - Tekstslide
Atomen
Om radioactiviteit te verklaren, moet je naar de bouwstenen kijken waaruit de moleculen zijn opgebouwd. Deze bouwstenen noem je atomen.
Een stof als CO2, waarvan de moleculen uit verschillende soorten atomen bestaan, noem je een verbinding.
Slide 10 - Tekstslide
Atomen
Ontleden betekent in stukjes ‘knippen’ en de verschillende onderdelen bekijken. Als je koolstofdioxide ontleedt, ontstaan er twee nieuwe stoffen: koolstof en zuurstof.
Een element is een stof die je niet verder kunt ontleden, omdat hij uit één soort atomen bestaat.
Slide 11 - Tekstslide
De bouw van een atoom
Eerst werd gedacht dat atomen de kleinste deeltjes zijn die er bestaan.
Later werd duidelijk dat een atoom op zijn beurt uit nog kleinere deeltjes bestaat:
protonen, neutronen en elektronen.
Slide 12 - Tekstslide
De bouw van een atoom
Zoals elk atoom bestaat het uit een kern met daaromheen een aantal elektronen. Elektronen hebben een negatieve elektrische lading.
De kern is veel kleiner dan het atoom zelf. Hij is opgebouwd uit twee soorten deeltjes: protonen en neutronen.
Slide 13 - Tekstslide
De bouw van een atoom
Eenproton heeft een positieve elektrische lading die even groot is als de negatieve lading van een elektron.
Neutronen zijn, zoals hun naam al aangeeft, neutraal: ze hebben geen elektrische lading.
Slide 14 - Tekstslide
De bouw van een atoom
Een atoom heeft evenveel protonen als elektronen.
Daardoor is een atoom als geheel elektrisch neutraal: je kunt de positieve lading van de protonen ‘wegstrepen’ tegen de negatieve lading van de elektronen.
Slide 15 - Tekstslide
Isotopen
Elk element heeft zijn eigen atoomnummer, dat gelijk is aan het aantal protonen in de kern.
De atoomkernen van één element kunnen wel een verschillend aantal neutronen hebben. Je zegt dan dat het element verschillende isotopen heeft.
Slide 16 - Tekstslide
Isotopen
Om isotopen van elkaar te onderscheiden, kijk je naar het totale aantal kerndeeltjes: het aantal protonen plus het aantal neutronen.
Zo heeft koolstof drie isotopen. De getallen waarmee je de isotopen van elkaar onderscheidt, noem je massagetallen.
Slide 17 - Tekstslide
BINAS
Slide 18 - Tekstslide
Ioniserende straling
Slide 19 - Tekstslide
Isotopen
Het massagetal geeft aan hoe groot het aantal kerndeeltjes is, maar is ook een maat voor de totale atoommassa.
massagetal = aantal protonen + aantal neutronen
Slide 20 - Tekstslide
Isotopen
De drie isotopen van koolstof zien er precies hetzelfde uit. Ze hebben scheikundig gezien dezelfde eigenschappen.
De dichtheid van de isotopen is wel verschillend. Dat komt doordat het aantal kerndeeltjes in de atoomkernen verschillend is.
Slide 21 - Tekstslide
Isotopen
Er is nog een ander belangrijk verschil. De atomen van C‐14 kunnen ioniserende straling produceren.
Je zegt dat C‐14 een radioactieve isotoop van koolstof is