H3 Argumenteren

Argumenteren

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Argumenteren

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
- Ik kan feitelijke en niet feitelijke argumenten herkennen.
- Ik kan verschillende argumentatiesschema's onderscheiden.
- Ik herken de signaalwoorden die horen bij argumentatie. 

TAALDOELEN
- Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een leesteken.
- Ik kan mijn antwoorden formuleren in correct geformuleerde en volledige zinnen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling basisschema's
Enkelvoudige argumentatie
Meervoudige argumentatie
Onderschikkende argumentatie

Slide 4 - Sleepvraag

Stelling
Argument 1
Argument 2
Zij heeft ruime ervaring in het basisonderwijs
Deze sollicitante is zeker geschikt voor de functie van hoofdonderwijzer.
De school wil het aantal vrouwelijke docenten vergroten.

Slide 5 - Sleepvraag

Het CLA is een goede school. Het zit in een mooi gebouw en de leerlingen halen goede cijfers.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 6 - Quizvraag

Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Link

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

Slide 9 - Tekstslide

Bij meervoudige argumentatie gebruik je meer dan één argument. Ieder argument is extra en staat los van de andere argumenten. Meervoudige argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.

Slide 10 - Tekstslide

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.

Slide 11 - Tekstslide

Feitelijke argumenten

Een feitelijk argument is waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden.

Voorbeeld
Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.


Slide 12 - Tekstslide

Niet feitelijke (waarderende) argumenten

Over een niet- feitelijk argument kan je van mening verschillen en daarom moet zo’n argument ondersteund worden.


Voorbeeld

- Ik ga morgen naar de film kijken in Pathe De Munt, want die bioscoop vind ik veel prettiger .

Met het argument ‘want die bioscoop vind ik veel prettiger’ zal niet iedereen het eens zijn en dat argument behoeft ondersteuning. Argumenten die je daarvoor zou kunnen aanvoeren zijn bijvoorbeeld: ‘de stoelen zijn er erg prettig’ en ‘op elke stoel heb je goed zicht op het filmdoek’.

Slide 13 - Tekstslide

Net als Nederlandse leerlingen, doen ook leerlingen op Aruba binnenkort hun examen.

A Dat is mijns inziens een bijzondere prestatie.

Wat veel mensen namelijk niet weten, is dat
B deze leerlingen exact dezelfde eindexamens maken als de scholieren in Nederland.
C Maar de meesten van hen hebben Nederlands niet als moedertaal.

Stelling
Argument 1
Argument 2
A
B
C

Slide 14 - Sleepvraag

A Dat is mijns inziens een bijzondere prestatie.

B. De eindexamens zijn doordrongen van teksten uit de westerse maatschappij.
De leerlingen zijn echter opgegroeid in een tropisch klimaat en hebben het Papiaments als belangrijkste spreektaal.
C Het examen is een ver-vanhun- bedshow.
Ze staan dus al met 1-0 achter, voordat ze überhaupt aan het eindexamen begonnen zijn.
Stelling
Argument 1
Argument 2
A
B
C

Slide 15 - Sleepvraag

Doel van de les
Ik kan feitelijke en niet feitelijke argumenten herkennen.
Ik kan verschillende argumentatiesschema's onderscheiden.
Ik herken de signaalwoorden die horen bij argumentatie. 

TAALDOELEN
- Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een leesteken.
- Ik kan mijn antwoorden formuleren in correcte goedlopende zinnen.

Slide 16 - Tekstslide

Wat snap je nog niet en zou je extra uitleg over willen hebben?

Slide 17 - Open vraag