U4 les 10

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Tekstslide

Vendredi 22 mars
Les objectifs pour aujourd'hui :

- Jij kunt een tekst begrijpen over een bezoek bij een huisarts;
- Herhaling: Jij kan een werkwoord in -er en in -re in de tegenwoordige tijd vervoegen;
- Herhaling: Jij kunt de werkwoorden "avoir", "être", "faire" en "aller" in de tegenwoordige tijd vervoegen.

Slide 2 - Tekstslide

Objectif numéro 1
Jij kunt een tekst begrijpen over een bezoek bij een huisarts.

Ouvre le livre page 28. Regarde le texte "Chez le médecin".
Trois personnes lisent le texte.

Slide 3 - Tekstslide

Le texte "Chez le médecin"
Réponds aux questions :
1/ Qui va chez le médecin ?
2/ Où a mal Camille ?
3/ Où Camille a eu un coup de soleil ?
4/ Pourquoi Camille a une réaction allergique ?
5/ Quel médicament doit prendre le père de Camille ?


timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Le texte "Chez le médecin"
  • Réponds aux questions :
  • 1/ Qui va chez le médecin ?
  • Camille et son père vont chez le médecin
  • 2/ Où a mal Camille ?
  • Camille a mal presque partout. Elle a très mal à l'oreille, elle a mal à la tête, mal au coeur. Elle a mal à la gorge aussi.

Slide 5 - Tekstslide

Le texte "Chez le médecin"
  • Réponds aux questions :
  • 3/ Où Camille a eu un coup de soleil ?
  • Camille a eu un coup de soleil à  la plage
  • 4/ Pourquoi Camille a une réaction allergique ?
  • Elle a une réaction allergique parce qu'elle a eu une piqûre de guêpe

Slide 6 - Tekstslide

Le texte "Chez le médecin"
  • Réponds aux questions :
  • 4/ Quel médicament doit prendre le père de Camille ?
  • Le père de Camille doit prendre un calmant.

Slide 7 - Tekstslide

Objectif numéro 2
Herhaling: Jij kan een werkwoord in -er en in -re in de tegenwoordige tijd vervoegen;

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn de stappen om een werkwoord op -er (parler, écouter, etc) te vervoegen?

Slide 9 - Open vraag

Werkwoord op -er vervoegen in 3 stappen
Stap 1:Schrijf de pvnw op
Stap 2: -er eraf (= stam)
Stap 3: uitgang erbij
Vertaling
je, tu, il, elle etc.
donn
je donne
ik geef
tu donnes
jij geeft
il/elle/on donne
hij/zij geeft / wij geven
nous donnons
wij geven
vous donnez
u geeft / jullie geven
ils/elles donnent
zij geven

Slide 10 - Tekstslide

Nous .... (regarder)

Slide 11 - Open vraag

Rayan et Fay .... (écouter)

Slide 12 - Open vraag

Wat zijn de stappen om een werkwoord op -re (comprendre, répondre, etc) te vervoegen?

Slide 13 - Open vraag

De werkwoorden op -re
je
stam +
s
tu
stam + 
s
il / elle / on
stam +
nous
stam +
ons
vous 
stam +
ez
ils / elles
stam + 
ent

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoorden op RE
Répondre (antwoorden)
Entendre (horen)
Je
réponds
entends
Tu
réponds
entends
Il/elle/on
répond
entend
Nous
répondons
entendons
Vous
répondez
entendez
Ils/elles
répondent
entendent

Slide 15 - Tekstslide

Tu .... (apprendre)

Slide 16 - Open vraag

Vous ... (attendre)

Slide 17 - Open vraag

Zenzy et Nisa ... (descendre) les escaliers

Slide 18 - Open vraag

Tekst
vous
je
tu
Nous
elles
il
attendons
réponds
comprend
entendez
perdent
parle

Slide 19 - Sleepvraag

Objectif numéro 3
Herhaling: Jij kunt de werkwoorden "avoir", "être", "faire" en "aller" in de tegenwoordige tijd vervoegen.

Slide 20 - Tekstslide

avoir
être
aller
faire
zijn
hebben
maken / doen
gaan

Slide 21 - Sleepvraag

FAIRE : Combineer blauw met rood
wij doen
zij doet
jij doet
ik doe
jullie doen
zij doen
nous faisons
je fais
ils font
tu fais
elle fait
vous faites

Slide 22 - Sleepvraag

ik ga
zij gaat
wij gaan
jullie gaan
jij gaat
zij gaan
je vais
ils vont
tu vas
elle va
nous allons
vous allez

Slide 23 - Sleepvraag

AVOIR
ÊTRE

je suis
nous sommes
tu as
   ils ont

Slide 24 - Sleepvraag

être
avoir
je suis
tu es
tu es
on est
ils sont
vous êtes
nous sommes
il est
ils ont
nous avons
elle a
tu as
j'ai
vous avez

Slide 25 - Sleepvraag

ik heb
vous êtes
ils font
elles vont
nous avons
tu fais
j'ai
wij hebben
zij gaan
zij doen 
jullie zijn
jij maakt

Slide 26 - Sleepvraag

Nous .... malades (être)

Slide 27 - Open vraag

Egemen et Mick ... mal au ventre (avoir)

Slide 28 - Open vraag

Jilani ... chez le médecin (aller)

Slide 29 - Open vraag

Rezan ..... bien ses devoirs (faire)

Slide 30 - Open vraag

Zelfstandig werken
Ouvre le livre page 31.
Fais l'exercice 20.

Klaar? 
Fais une phrase avec le mot "longtemps", une phrase avec le mot "protéger" et une phrase avec le mot "polluer". Denk aan het vervoegen van het werkwoord!

Slide 31 - Tekstslide