2H 28.Stunde 22

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 2 - Tekstslide

5 Minuten Lernzeit
1. Dein Handy kommt in die Tasche

2. Setzt dich auf deinen Platz

3. Pak deinen Arbeitsbuch
                                                                      
                                              In Ruhe lernen/ lesen

Slide 3 - Tekstslide

timer
5:00
      K4: L1+ L2+L3

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Übersetze auf Deutsch

1. De moeder heeft een appel (= Apfel (m.) voor haar kind.


2. Zijn zus wacht (= warten) om de hoek ( =Ecke).


3. Onze ouders wandelen( = wandern) door het bos 

                                                                                             ( =Wald.(m).

4. Spelen jullie morgen tegen jullie vrienden.

Slide 6 - Tekstslide

Finde die Fehler

1. Der Lehrerin gibt der Klassen Hausaufgaben (mv) auf.

2. Kannst du seinem Schwester das Adresse geben?

3. Unsere Lehrer erzählen interessante Geschichten.

4. Die Schüler sucht den Fehlern.

Slide 7 - Tekstslide

Lernziel
  • Du kennst die Präpositionen ( voorzetsel) für den 4. Fall ( 4e naamval) und du kannst sie anwenden

Slide 8 - Tekstslide

Programm

  • Studiewijzer/ Toetsen
  • Wiederholung Grammatik
  • Aufgaben machen/ besprechen
  • Kontrolle Naamvallen


  • HA

Slide 9 - Tekstslide

Toetsen in Periode 3
Woche :    
  • week :   SO - K4 ( L1- L3 + RM:3+ GR)
  • week     SO - K4 ( L4- L6 + RM: 6+ GR)
  • week     SO - K5 ( L1- L3 + RM:3+ GR)
  • week     Toets : Grammatik ( Basis) + WS : K5+ K6
  •  toetsweek  : Lesen

Slide 10 - Tekstslide

Wie sagt man das auf Deutsch?
1. Verben konjugieren: haben/ sein/ kommen / wohnen / arbeiten / finden  /  müssen /  wissen / mögen / dürfen
2.  Tage / Monate / Zahlen auf Deutsch
3. Stell dich auf Deutsch vor: Familie / Lieblingskleider/ Schule...
4. Wie übersetzt man : jullie ouders, zijn zus, onze broer, haar jas
5. beschrijf het uiterlijk en karakter van je buurman/-vrouw

Slide 11 - Tekstslide

Aufgaben machen/besprechen

L1:


  • S.8/Nr. 3,6,8 besprechen
  • Nr. 10-13besprechen

L2:
   S. / Nr. 1,6,7,8 machen




timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Welke voorzetsels verlangen de 4e naamval?

Slide 13 - Open vraag

Welke naamval hoort bij het voorzetsel?Morgen komme ich ohne ........ (mijn) Mutter nach Berlin.
A
1 e naamval
B
3e naamval
C
2e naamval
D
4e naamval

Slide 14 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord:
Morgen komme ich ohne ........ (mijn) Mutter nach Berlin.
A
meiner
B
meinen
C
meine
D
meinem

Slide 15 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord:
Sie will lieber gegen…. ( haar) Freund(m.) spielen.
A
ihr
B
ihre
C
ihren
D
ihrem

Slide 16 - Quizvraag

Ergänze:
( Tegen ) wen hast du gespielt?

Slide 17 - Open vraag

Ich habe ein Geschenk
( voor zijn )Schwester (v.).

Slide 18 - Open vraag

3. Ich gehe nicht ( zonder mijn) Freunde (mv) weg.

Slide 19 - Open vraag

4. Der Vater gibt seinem Sohn
( geen) Taschengeld (o).

Slide 20 - Open vraag

4. Die Schülerin macht sich Sorgen
( om haar) Noten (mv.)

Slide 21 - Open vraag

Hausaufgabe
  • Lernen: L1 + L2
  • Machen: Nr. 6-9 fertig machen

Slide 22 - Tekstslide