Nederlands A1 23-05-2025

• Nederlands
• Beroepsopleiding

Welkom in de les!

Les 6 (Taal & Geld)

vrijdag 23 mei

Wat gaan we doen vandaag?

• Start les 
• Vraagwoorden
• Verder met vaste lasten
• Bezoek bibliotheek Zuidplein
• Voltooid deelwoord
• Klimop
• Les afronden

Vraagwoorden

• Wie ...                      Wie ben jij?
• Wat ...                    
• Hoe ...                     Hoe gaat het?
• Waar ...
• Welke ... 
• Waarom ...
• Wanneer ...          Wanneer zie ik je weer?

Vraagwoorden

Persoon A:  " Waar kom jij vandaan?" 

           Persoon B:  " Ik kom uit ..." 

Vraagwoorden

Rad van fortuin

Vaste- en dagelijkse lasten

Opdracht 5, blz. 27

       Abonnementen

Opdracht 7, blz. 29

       Voorbeeld:  1 x per maand

  

                

Waar gaat jouw geld naar toe? (uitgaven)

Van wie ontvang jij geld?
(inkomsten)

Moeilijke woorden

Rekening

Factuur

Incasso

Contant

Omschrijvingen

1. Deze rekening betalen moet 1x per maand

2. Plek om kinderen naar toe te brengen als je moet werken

3. Kaart met tegoed om te kunnen reizen met OV

4. Beschermt jou tegen hoge uitgaven bij huisarts of ziekenhuis bezoek

6. Geld op zij zetten voor grote uitgaven

7. Achteraf betalen voor gebruik mobiel

Vaste- en dagelijkse uitgaven (lasten)

 Moeilijke woorden:

- regelmatig 

- zorgverzekering

- kinderopvang

- reserveren

- telefoonabonnement

- OV-chipkaart

Online betalen deel 2

oefenen.nl

Hoe gaat het ?

Persoon A                                                                 Persoon B

Goedemorgen hoe gaat het?                           Met mij gaat het goed

Wat heb je gisteren gedaan?                            Ik heb boodschappen gedaan

Wat heb je gekocht?                                             Ik heb ................ gekocht

Ben je alleen gegaan?                                          Ja, ik ben alleen gegaan (niet)

Was het gezellig?                                                   Nee, ik heb niemand gesproken (ja)

Hoeveel moest je betalen?                                Ik heb €33,35 afgerekend

Heb je contant of met bankpas betaald?   Ik heb met bankpas betaald

Kreeg je een bon?                                                  Nee dat was niet nodig (ja)

Voorstellen

Ik ben (Mark)

Ik woon in (Woerden)

Ik ben (56 jaar)

Ik ben woon met (Ellen)

Wij hebben (3 kinderen)

Boodschappen doen

Opdracht 1 en 2 (lezen)

Opdracht 3 en 4 (lezen)

Opdracht 7 (lezen en schrijven)

Gebruik het stencil

Boodschappen doen

Opdracht 5 (schrijven)

Opdracht 6 (goede zinnen schrijven)

Gebruik het stencil

Werkwoord betalen + voltooid deelwoord

(hebben + deelwoord)

• ik betaal                                           ik heb betaald
• jij betaalt                                         jij hebt betaald
• hij/zij/u/het betaalt                    hij/zij/u/ het heeft betaald
• wij betalen                                     wij hebben betaald
• jullie betalen                                 jullie hebben betaald
• zij betalen                                       zij hebben betaald

Werkwoord betalen + voltooid deelwoord

(Ik + heb/zijn + deelwoord)

• ik betaalde                              ik had betaald                            
• jij betaalde                              jij had betaald
• hij/zij/u/het betaalde.        hij/zij/u/het had betaald
• wij betaalden                         wij hadden betaald
• jullie betaalden                     jullie hadden betaald
• zij betaalden                          zij hadden betaald

Onze afspraken

• kom op tijd (09:00)
• kom altijd (80%)
• app of bel als je niet kan komen (aanwezigheid) 
• geluid mobiel uit
• jas uit
• boeken meenemen
• maak je huiswerk

Invullen start evaluatie

Wat koop jij vandaag?
Ik koop/koopt/kopen .....

Wat koopt jou buurman/buurvrouw?

hij/zij kopen/koop/koopt ........

Bekijk jouw eigen bankpas?

Praat samen!

Betaal jij vaak met de bankpas?   Waarom?

Waar kan jij zien hoeveel geld jij hebt?

Betaal jij ook soms contant?    Waarom?

Folder lezen

Hoeveel kost het?

Wat betekent inschatten?

Opdracht 7

blz. 11

Rekeningen
(factuur)

Opdracht 3, blz. 15 De factuur

Samen lezen en  vragen beantwoorden

Luisteren

filmpje 1

filmpje 2 

Leren werken met 

'Klim op' 

Jij leest zelf taalhulp op blz. 14, 15, 16

en 17

Jij maakt zelf opdracht 6 op blz. 18

Jij maakt zelf opdracht 7 op blz. 9

 

Quiz

Quiz boodschappen

Spel boodschappen

Wonen

Luisteren, meelezen en napraten. Opdracht B Blz. 12

In tweetallen!

Wonen

https://www.youtube.com/watch?v=UDlXWOCeMas 

Wonen

Luisteren en spreken, opdracht B blz. 13

Wonen

Luisteren, schrijven opdracht 3 blz. 14

Wonen

Lezen en schrijven opdracht 4 blz. 14

Wonen

Afronden

Volgende les woensdag 28 mei

Huiswerk:  maak uit het werkboek Taal&Geld opdracht 8 op blz. 30