werkwoorden

Werkwoord 
Een werkwoord laat zien wat er gedaan wordt in een zin 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Werkwoord 
Een werkwoord laat zien wat er gedaan wordt in een zin 

Slide 1 - Tekstslide

wat kun je doen?

Slide 2 - Woordweb

De ridder slaapt in zijn tent.
wat is het werkwoord?
A
ridder
B
slaapt
C
tent
D
zijn

Slide 3 - Quizvraag

Aisha smeert zeep op haar handen.
Wat is het werkwoord?
A
handen
B
zeep
C
smeert
D
op

Slide 4 - Quizvraag

De juf kijkt naar de kinderen.
Wat is het werkwoord?
A
kijkt
B
naar
C
juf
D
de

Slide 5 - Quizvraag

De buurman staat bij de deur.
Wat is het werkwoord?

A
de
B
buurman
C
bij
D
staat

Slide 6 - Quizvraag

Het paard snuffelt aan de wortel.
Wat is het werkwoord?
A
snuffelt
B
het
C
aan
D
wortel

Slide 7 - Quizvraag

Buiten spelen heel veel kinderen.
Wat is het werkwoord?
A
heel
B
veel
C
buiten
D
spelen

Slide 8 - Quizvraag

De paarden hinniken in de wei.
Wat is het werkwood?
A
paarden
B
hinniken
C
wei
D
de

Slide 9 - Quizvraag

De zon schijnt aan de hemel.

A
zon
B
de
C
schijnt
D
hemel

Slide 10 - Quizvraag