Examenvragen H1

In de Nederlandse Grondwet van 1848 werd het volgende artikel
opgenomen: de Koning is onschendbaar.
Wat betekent ‘de Koning is onschendbaar’ in de praktijk?
A
De koning heeft de bevoegdheid om zelfstandig politieke beslissingen te nemen.
B
De koning moet aftreden als hij het vertrouwen van het parlement verliest.
C
De ministers zijn politiek verantwoordelijk voor de uitspraken en het gedrag van de koning
D
Het kabinet bepaalt welk personeel de koning voor zijn huishouden mag aannemen
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

In de Nederlandse Grondwet van 1848 werd het volgende artikel
opgenomen: de Koning is onschendbaar.
Wat betekent ‘de Koning is onschendbaar’ in de praktijk?
A
De koning heeft de bevoegdheid om zelfstandig politieke beslissingen te nemen.
B
De koning moet aftreden als hij het vertrouwen van het parlement verliest.
C
De ministers zijn politiek verantwoordelijk voor de uitspraken en het gedrag van de koning
D
Het kabinet bepaalt welk personeel de koning voor zijn huishouden mag aannemen

Slide 1 - Quizvraag

In 1874 werd in Nederland een belangrijke wet aangenomen. Het was
voortaan verboden om kinderen onder de twaalf jaar in fabrieken te laten
werken. Het voorstel voor deze wet was ingediend door een lid van de
Tweede Kamer.
1. Onder welke naam is deze wet bekend geworden?
2. En van welk recht
maakte het Tweede Kamerlid gebruik toen hij zijn voorstel indiende?

Slide 2 - Open vraag

In 1886-1887 vond een groot onderzoek plaats naar de
arbeidsomstandigheden in Nederlandse fabrieken. Tijdens dit onderzoek
werden getuigen onder ede gehoord door enkele Kamerleden.
Hoe heet het recht waar de Kamerleden gebruik van maakten?

Slide 3 - Open vraag

Wie heeft of hebben het recht om een onderzoek aan te vragen zoals
beschreven in de vorige vraag?
A
Alleen de Eerste Kamer
B
Alleen de Tweede kamer
C
De Eerste kamer en de Tweede Kamer
D
Het kabinet

Slide 4 - Quizvraag

Bron: De vrouw van koning Willem II schrijft in een brief:
Willem heeft de opdracht gegeven voor een grondwetswijziging. Deze
opdracht heeft de steun van het volk en is precies op het juiste moment gegeven. Daarom is de onrust afgenomen. 

Slide 5 - Tekstslide

In welk jaar heeft koning Willem II de opdracht uit de bron gegeven?

Slide 6 - Open vraag

In 1887 werd op verzoek van de Tweede Kamer een groot onderzoek
gedaan naar de ‘sociale kwestie’. Hierbij maakte de Tweede Kamer
gebruik van een recht.
Welk recht wordt bedoeld?
A
het recht van amendement
B
het recht van budget
C
het recht van enquête
D
het recht van initiatief

Slide 7 - Quizvraag

In 1874 werd het Kinderwetje van Van Houten aangenomen in de Tweede
Kamer. Ook liberale Kamerleden hadden vóór de wet gestemd. Dat is
opmerkelijk, omdat dit niet past bij de politieke opvattingen van liberalen
over de rol van de overheid, bijvoorbeeld bij de invoering van sociale
wetten.
 Welke rol moest de overheid volgens veel liberalen spelen?

Slide 8 - Open vraag

lees en beantwoord de vraag
Een grondwetswijziging kent verschillende fases. De uitspraken uit de
bron passen bij die fases. 
 Zet de uitspraken in de juiste volgorde, van de eerste fase naar de laatste fase. 

Slide 9 - Tekstslide

1
2
3
De grote opkomst bij de verkiezingen bewijst dat de nieuwe grondwet op
prijs wordt gesteld. 
De wetsontwerpen voor de nieuwe grondwet worden u nu aangeboden. Ik hoop en vertrouw erop dat u als parlement vóór deze belangrijke
vernieuwing stemt. 
Wij vinden dat meer mensen stemrecht moeten krijgen. Wij gaan daarom
een voorstel maken voor de herziening van de grondwet.

Slide 10 - Sleepvraag

In 1893 werd in Nederland een politieke partij verboden. Het verbieden
van een politieke partij kan botsen met een grondrecht.
Welk grondrecht wordt bedoeld? En is dat een klassiek of een sociaal
grondrecht?
A
vrijheid van meningsuiting; dit is een klassiek grondrecht
B
vrijheid van meningsuiting; dit is een sociaal grondrecht
C
vrijheid van vereniging; dit is een klassiek grondrecht
D
vrijheid van vereniging; dit is een sociaal grondrecht

Slide 11 - Quizvraag

Een textielfabrikant vertelde bij een enquête van de overheid over zijn
 
arbeiders (1890):
Elf uur werken achter elkaar is goed te doen, hoor. Een wever die tien uur
heeft gestaan, is aan het eind van de dag iets vermoeider dan aan het
begin van zijn dienst. Maar dat heeft weinig invloed op de productie. Ik
zorg goed voor mijn werknemers. Iedereen is hier welkom, ook de
allerjongsten onder ons. Daarom neem ik kinderen vanaf hun twaalfde
jaar in dienst. Als een wever zijn vak niet jong leert, leert hij het nooit
goed. 

Slide 12 - Tekstslide

Gebruik bron 2.
Over welk onderwerp gaat de enquête van de overheid?
A
over de emancipatie
B
over de sociale kwestie
C
over de vakbonden

Slide 13 - Quizvraag

Zet de grondwetsartikelen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.

Slide 14 - Tekstslide

1
2
3
4
De leden van de Tweede Kamer worden gekozen in de kiesdistricten
door Nederlandse mannen die minstens 23 jaar oud zijn en die
minstens 20 gulden aan belasting betalen. t
De leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door
Nederlanders die minstens 18 jaar oud zijn. 
De leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door
Nederlandse mannen die minstens 23 jaar oud zijn. 
De leden van de Tweede Kamer worden gekozen door Nederlandse
mannen die minstens 23 jaar oud zijn en die volgens de wet
voldoende geschikt zijn om te stemmen (bijvoorbeeld omdat ze
kunnen lezen en schrijven). 

Slide 15 - Sleepvraag

In 1865 brak bij koeien in Nederland de veepest uit. Deze ziekte is
besmettelijk én dodelijk voor koeien. Minister Thorbecke zei toen dat de
bestrijding van de veepest door de boeren zelf geregeld moest worden en
niet door de regering. Deze uitspraak van Thorbecke past bij een
uitgangspunt van een politieke stroming in de negentiende eeuw. Welke?

Slide 16 - Open vraag

Zet op volgorde
Door de Luxemburgse kwestie veranderde rond 1867 de politieke
verhouding tussen het kabinet en het parlement. Bij deze verandering
waren de volgende stappen belangrijk:

Slide 17 - Tekstslide

1
2
3
Alle leden van het kabinet dienden hun ontslag in
De Tweede Kamer keurde de begroting van het kabinet af
Het kabinet kreeg een conflict met de Tweede Kamer over de aanpak
van de Luxemburgse kwestie. 

Slide 18 - Sleepvraag

Een politieke spotprent over de Ongevallenwet (1908): 
De personen die toekijken zeggen: “Kijk, daar valt weer iemand die de
overheid wil oplichten.” 

Zijn de personen die toekijken positief of negatief over de
Ongevallenwet? 

Slide 19 - Tekstslide

Deze prent is gemaakt naar aanleiding van de Ongevallenwet.
Zijn de personen die toekijken positief of negatief over de
Ongevallenwet?
En welk argument past daarbij?
A
Positief, want de wet helpt arbeiders bij blijvende arbeidsongeschiktheid
B
Positief, want de wet voorkomt dat arbeiders ongelukken zullen krijgen op hun werk.
C
Negatief, want de wet zorgt ervoor dat arbeiders sneller zullen worden ontslagen.
D
Negatief, want de wet zorgt ervoor dat arbeiders te gemakkelijk een uitkering kunnen aanvragen.

Slide 20 - Quizvraag

Confessionelen
Feminsten
Socialisten
H. Schaepman 
P.J. Troelstra 
W. Drucker
SDAP 
RKSP
Vrije Vrouwen Vereniging 

Slide 21 - Sleepvraag

De regering bestaat uit de koning en de ministers. In de nieuwe Grondwet
van 1848 staat dat de koning …(1)… is en dat de ministers …(2)… zijn.

Vul de ontbrekende woorden in.

Slide 22 - Open vraag

De regering wil één miljoen gulden uitgeven om de Olympische Spelen in
Amsterdam te laten plaatsvinden. Een meerderheid in de Tweede Kamer is
tegen deze uitgaven van de regering. Daarom heeft de Tweede Kamer de
begroting afgekeurd. Het is nu onzeker of de Olympische Spelen in 1928 in
Amsterdam gehouden kunnen worden.
Van welk recht wordt gebruik gemaakt?

Slide 23 - Open vraag