BEB07 Investeren en financieren.

BEB07 investeren en financieren
Opstarten bedrijf


Ondernemingsplan

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

BEB07 investeren en financieren
Opstarten bedrijf


Ondernemingsplan

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

investeringsplan
in welk productiemiddel ga je investeren of te wel aankopen?
- gebouw
- machines
- auto's
- voorraden

investeringsplan: alle aankopen op een rijtje

Slide 3 - Tekstslide

financieringsplan
hoe hoog is je vermogensbehoefte?

- eigen vermogen
- vreemd vermogen

Slide 4 - Tekstslide

oprichtingsbalans

Slide 5 - Tekstslide

winstgevendheid
als startende ondernemer moet je een omzetprognose maken.
Om omzet te maken zul je kosten moeten maken.
Verschil tussen omzet en kosten is inkomen
- arbeid                                                                   
- investeren in ev                                                
- vergoeding voor het risico dat je loopt  
minus  gewaardeerd loon is economisch resultaat.
loon voor de zelfstandig ondernemer als hij in loondienst zou zijn geweest.

Slide 6 - Tekstslide

liquide middelen
De belastingdienst rekent belasting over de nettowinst.
Geld liquide houden om de aanslag te betalen.

Als je alles weer investeert in de onderneming dan heb je bijv geen geld over om voorraden aan te kopen.

oplossing: rekening courant. (hogere rente)


Slide 7 - Tekstslide

Huiswerk
kennisvragen van 7.1
en routine 1a, b en c - 3a en b.

Slide 8 - Tekstslide

7.2 investeringsplan
Productiemiddelen die meerdere productieprocessen meegaan, zijn de vaste activa. De kosten van deze activa zijn afschrijvingen, verzekeringen, onderhoud en rente.

Productiemiddelen die maar één productieproces meegaan, zoals voorraden, zijn vlottende activa. De kosten van deze activa betreffen vooral verzekeringen en rente van het vermogen.

Slide 9 - Tekstslide

investeringsplan nader bekeken
Vaste activa: grond
                            bedrijfspand
                            auto's, machines, inventaris
                            
Vlottende activa:
                           voorraden: voorraadkern praktijkvoorbeeld 6
                           debiteuren: debiteurenkern financieren met VVL

permanent aanwezig dus ook de financieringsbehoefte
kan in waarde dalen: vervuiling, delfstoffen
hypotheek: vvl
dalende financieringsbehoefte: afschrijvingen
gebruik voor aflossen lening
bezittingen die je verbruikt.  Vaak gefincierd met leverancierskrediet.
zo kort mogelijk in het magazijn: bederf, kosten, mode

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk
Routine 5, 6 en 7
kennisvragen 7.2

Slide 11 - Tekstslide