Groepsdynamica 2

Welke onderstaande begrippen komen tijdens de Pubertijd aan de orde?
A
Groepsbelang Individualisatie, Vrienden en vriendinnen, Wederkerigheid
B
Individualisatie Vrienden en vriendinnen Wederkerigheid Opleidingen
C
Wederkerigheid Gevoelens Lichamelijke veranderingen Veranderen
D
Werkrelaties Individualisatie Vrienden en vriendinnen Wederkerigheid
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welke onderstaande begrippen komen tijdens de Pubertijd aan de orde?
A
Groepsbelang Individualisatie, Vrienden en vriendinnen, Wederkerigheid
B
Individualisatie Vrienden en vriendinnen Wederkerigheid Opleidingen
C
Wederkerigheid Gevoelens Lichamelijke veranderingen Veranderen
D
Werkrelaties Individualisatie Vrienden en vriendinnen Wederkerigheid

Slide 1 - Quizvraag

Cognitieve ontwikkelingen van de puber zijn
A
Denkwijze verbetert, gaan logischer te werk, denken alles te weten, nemen meer risico’s, en zorgen voor harmonie.
B
Denkwijze verbetert, gaan logischer te werk, denken alles te weten, nemen meer risico’s, houden rekening met opleiding.
C
Denkwijze verbetert, gaan logischer te werk, denken alles te weten, nemen meer risico’s, werk en arbeid.
D
Denkwijze verbetert, gaan logischer te werk, denken alles te weten, nemen meer risico’s, houden rekening met groepsbelang

Slide 2 - Quizvraag

Persoonlijkheids-ontwikkleingen tijdens de puber fase zijn?
A
Individualisatieproces: verschillen met ouders benadrukken, daarna afzetten tegen docenten.
B
Individualisatieproces: verschillen met ouders benadrukken, daarna werken.
C
Individualisatieproces: verschillen met ouders benadrukken, daarna afzetten tegen ouders
D
Individualisatieproces: verschillen met ouders benadrukken, daarna uitgaan.

Slide 3 - Quizvraag

Emotionele ontwikkelingen van de puber-fase zijn?
A
Emotionele gevoelens, maar leren wel steeds beter omgaan met emoties
B
Positieve gevoelens, maar leren wel steeds beter omgaan met emoties
C
Weining gevoelens, maar leren wel steeds beter omgaan met emoties
D
Negatieve gevoelens, maar leren wel steeds beter omgaan met emoties

Slide 4 - Quizvraag

Welke leeftijdsfase heeft de Adolescent?
A
Adolescent (16-21 jaar)
B
Adolescent (16-22 jaar)
C
Adolescent (15-21 jaar)
D
Adolescent (16-20jaar)

Slide 5 - Quizvraag

Welke befgrip hoort niet thuis tijdens de leeftijdsfase van de Adolescent?
A
Metacognitie Maatschappelijke Maatschappelijke belangen
B
Vrienden Metacognitie
C
Arbeidsmarkt
D
Identiteit

Slide 6 - Quizvraag

Wat behoort niet tot metacognitie?
A
leerstof niet in geheugen opslaan.
B
beter voorbereiden op schooltoets.
C
Dit wordt ook wel metacognitie genoemd. Ze weten bijvoorbeeld steeds meer informatie opslaan .
D
steeds meer kennis leren opslaan.

Slide 7 - Quizvraag

Tijdens de pubertijd is er een derde fase, dit is de zogeheten?
A
fase van bijkomen.
B
fase van dichterbij komen.
C
fase van naderbij komen.
D
fase van niet bij komen.

Slide 8 - Quizvraag

Hoe noemen we de laatste fase van de pubertijd?
A
de fase van versteviging,
B
de fase van versoepeling
C
de fase van vernieuwing,
D
de fase van verandering,

Slide 9 - Quizvraag

Adolescenten willen graag ergens bij horen. Als dat niet lukt kunnen ze angstig of verdrietig worden? Hoe noemen we dit ook wel eens...
A
Angst
B
Vriendschap
C
Liefdesverdriet
D
Relatie

Slide 10 - Quizvraag

Persoonlijkheidsontwikkelingen welke onderdelen vallen onder de adolecent-fase?
A
dicherbij ouders ontwikkelen opleiding
B
dicherbij ouders ontwikkelen identiteit
C
afzetten tegen ouders ontwikkelen identiteit
D
dicherbij ouders ontwikkelen werk

Slide 11 - Quizvraag

Fysieke ontwikkelingen, wat hoort bij de adolescent fase?
A
Seksuele ervaringen opdoen, seksuele ontwikkeling
B
Seksuele ervaringen opdoen, seksuele voorkeur ontdekken
C
Seksuele ervaringen opdoen, seksuele behoeften
D
Seksuele ervaringen opdoen, seksuele experimenten

Slide 12 - Quizvraag

Welke leeftijdsfase heeft de jong volwassene?
A
21-35
B
20-35
C
21-34
D
20-34

Slide 13 - Quizvraag

Wat past niet bij de fase van een Jong-volwassene?
A
Leefstijl
B
Vrienden
C
Filmen
D
Ouderschap

Slide 14 - Quizvraag

Wat is belangrijk bij duurzame relatie?
A
investeren in materiaal
B
investeren in vriendschappen
C
investeren in opvoeden
D
investeren in opleiding

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent het voor de rolverandering van een jong volwassene?
A
ouder rol
B
nieuwe rol
C
vriendenrol
D
veranderende rol

Slide 16 - Quizvraag

Zijn de juiste vaardigheden ontwikkeld in de jong volwassene fase?
A
beetje
B
zeker nooit
C
niet
D
ja

Slide 17 - Quizvraag

Hoe staat het met de conditie van een jong volwassene?
A
goed
B
kan beter
C
best wel redelijk
D
op zijn best

Slide 18 - Quizvraag

Welke leeftijdsfase heeft een midden volwassene?
A
35-55
B
35-44
C
34-44
D
34-55

Slide 19 - Quizvraag

Waarom is de midden volwassenen een drukke periode?
A
veel gecombineerd opleiding en werk en sport
B
veel gecombineerd werken en prive en dinner
C
weinig te doen, beetje werk en sport
D
veel gecombineerd. opvoeding, huishuoden werk en sport

Slide 20 - Quizvraag

Wat hoort niet bij cognitieve ontwikkelingen?
A
Creatief
B
Toenemen kennis
C
Ontwikkelen leefstijl
D
Ontwikkelen persoonlijke denkstijl,

Slide 21 - Quizvraag

Persoonlijkheidsontwikkelingen?
A
tevreden met beroepsrol, inzet en intimiteit in relatie belangrijk, meegroeien met kind, leven overzien
B
tevreden met beroepsrol, inzet en intimiteit in relatie belangrijk, meegroeien met kind,
C
tevreden met beroepsrol, inzet en intimiteit in relatie belangrijk,
D
tevreden met beroepsrol, inzet en belangrijk, meegroeien met kind, leven overzien

Slide 22 - Quizvraag

Emotionele ontwikkelingen
A
Meeste ingrediënten voor opleiding
B
Meeste ingrediënten voor geluk
C
Meeste ingrediënten voor gezin
D
Meeste ingrediënten voor relaties

Slide 23 - Quizvraag

Sociale ontwikkelingen?
A
eigen belang
B
eigen relaties
C
eigen opleiding
D
eigen vrienden

Slide 24 - Quizvraag

Wat is midlifecrisis?
A
Al is er van een crisis geen sprake, want deze levensveranderingen zorgen niet voor emotionele
B
Al is er van een echte crisis sprake, want deze levensveranderingen zorgen niet voor emotionele
C
Al is er van een echte crisis geen sprake, want deze werkveranderingen zorgen niet voor emotionele
D
Al is er van een echte crisis geen sprake, want deze levensveranderingen zorgen niet voor emotionele

Slide 25 - Quizvraag