Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig

H6: formuleren
Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig

Je kunt opzoeken of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is;
Je kunt de woorden deze, die, dit en dat op de juiste manier gebruiken.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H6: formuleren
Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig

Je kunt opzoeken of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is;
Je kunt de woorden deze, die, dit en dat op de juiste manier gebruiken.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Opfrissen
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
Verwijswoorden

Slide 3 - Tekstslide



het-woorden 

dat, dit 
het --> dat + dit

Dichtbij: dit
Verder weg: dat
Let ook op hoe het klinkt!



De-woorden 
 
die, deze
de --> die + deze

Dichtbij: deze
Verder weg: die
Let ook op hoe het klinkt!
Onzijdig
Mannelijk/vrouwelijk

Slide 4 - Tekstslide

Woordenboek
Hoe weet je of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is?
Zoek het op in een woordenboek.

Slide 5 - Tekstslide

Is het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
geen idee

Slide 6 - Quizvraag

De liefde ... hij haar gaf, was heel groot.
A
die
B
dat
C
dit
D
deze

Slide 7 - Quizvraag

Is het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
geen idee

Slide 8 - Quizvraag

Mijn zonen zijn in deze oorlog gestorven, ... stomme oorlog.
A
die
B
dat
C
dit
D
deze

Slide 9 - Quizvraag

In de volgende zin staat een fout. Herschrijf de zin.

Het meisje die daar staat, is de zus van mijn vriend.

Slide 10 - Open vraag

De lepel _____ daar op de tafel ligt.
A
deze
B
dit
C
die
D
dat

Slide 11 - Quizvraag

Het appartement ______ niet groot is.
A
deze
B
dit
C
die
D
dat

Slide 12 - Quizvraag

Het boek _____ ik gisteren heb vergeten.
A
deze
B
dit
C
die
D
dat

Slide 13 - Quizvraag

_____ printer hier werkt niet goed.
A
Deze
B
Dit
C
Die
D
Dat

Slide 14 - Quizvraag

_____ fornuis hier moet je uitzetten.
A
Deze
B
Dit
C
Die
D
Dat

Slide 15 - Quizvraag

Wil jij _____ raam dichtdoen?
A
deze
B
dit
C
die
D
dat

Slide 16 - Quizvraag