les 3 week 46 begrijpend lezen

Lezen
timer
7:00
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, tLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lezen
timer
7:00

Slide 1 - Tekstslide

Hoe ziet de les er vandaag uit? 
- uitleg:  15 minuten

- zelfstandig werken:  15 minuten

- afsluiter: 5 minuten

- spullen inpakken

Slide 2 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Deze periode is het thema spreken en gesprekken. Hiervoor ben je een muurkrant aan het maken en ben je gestart met het maken van je presentatie. 

Maar deze periode wordt er ook gewerkt aan leesvaardigheid (begrijpend lezen). Hierover krijg je ook een toets. Vandaag gaan we werken aan leesvaardigheid.  

Slide 3 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Vandaag gaan we aandacht besteden aan onbekende woorden.

Startvraag:
Waarom is het belangrijk dat we dit behandelen? Waarvoor heb je dit nodig bij begrijpend lezen? 

Slide 4 - Tekstslide

Doel van de les: 
De betekenis van onbekende woorden in een tekst ontdekken door woordstrategieën te gebruiken.

Je begrijpt een tekst beter wanneer je de betekenis van een woord weet. 

Slide 5 - Tekstslide

Strategie 1
Een synoniem zoeken. 

Wat wordt hiermee bedoelt? 

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg strategie 1

Sommige woorden hebben ongeveer dezelfde betekenis. Deze woorden noem je synoniemen. Zo is trottoir een synoniem van stoep.

Slide 7 - Tekstslide

Zo zoek je een synoniem
Kijk of in dezelfde zin een synoniem staat. Zo niet, lees dan ook de zin voor het moeilijke woord en de zin erna. Bij een synoniem gaat het om één woord dat dezelfde betekenis heeft als het onbekende woord.

- Amin transpireert in de zon. Hij rent over het voetbalveld en zweet enorm.

Welk synoniem zie je in de bovenstaande zin? 

Slide 8 - Tekstslide

Strategie 2

Een omschrijving zoeken.

Wie weet wat hiermee bedoeld wordt?

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg strategie 2
In een tekst kan ook een omschrijving van een moeilijk woord staan. Een omschrijving is een uitleg van een onbekend woord. Let op: bij een omschrijving worden meer woorden gebruikt en bij een synoniem wordt maar één woord gebruikt.
 
- Lotte houdt de waarheid hardnekkig vol, ze houdt vast aan wat ze gezegd heeft.
Wat is de uitleg van hardnekkig in de bovenstaande zin? 

Slide 10 - Tekstslide

Zo zoek je een omschrijving.
Omschrijvingen staan vaak tussen haakjes of tussen komma’s in dezelfde zin of in de zin ervoor of erna:

- Hidde werkt in de akkerbouw, een vorm van landbouw, waar hij mais en suikerbieten kweekt.

Welk woord wordt hier omschreven en wat is de omschrijving bij dit woord? 

Slide 11 - Tekstslide

Strategie 3
Een voorbeeld zoeken. 


Wat doe je bij deze strategie

Slide 12 - Tekstslide

Uitleg strategie 3

Soms kun je moeilijke woorden begrijpen door de voorbeelden die genoemd worden:
 
- Yoesra verzamelt haar tekengerei (potloden, wasco en stiften) om verder te werken aan haar kunstwerk.

Welk woord wordt hier uitgelegd en welke voorbeelden worden er genoemd? 

Slide 13 - Tekstslide

Zo zoek je een voorbeeld.
• Er komt vaak een voorbeeld na de volgende woorden: zoals, bijvoorbeeld, een voorbeeld van.
- In het ziekenhuis werken veel specialisten, bijvoorbeeld een oogarts en een chirurg.
• Voorbeelden staan vaak na een dubbele punt, tussen haakjes of tussen komma’s.
- Tijdens biologie hadden we het over het gebruik van onze zintuigen: zien, horen, proeven, voelen en ruiken.

Slide 14 - Tekstslide

Alle drie de strategieën op een rij: 
1. Een synoniem zoeken:  stoep - trottoir.

2. Een omschrijving zoeken: hardnekkig -  ze houdt vast aan wat ze gezegd heeft.

3. Een voorbeeld zoeken: tekengerei - potloden, wasco en stiften. 

Slide 15 - Tekstslide

Wat als het niet lukt? 

Lukt het niet om de betekenis van een moeilijk woord te vinden in de tekst? Gebruik dan een (online) woordenboek.

Slide 16 - Tekstslide


Hebben jullie nog vragen?




Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag!
* Bladzijde 11 t/m 14 - opdracht 1 t/m 5

* Wanneer je eerder klaar bent ga je nog even lezen
 of een puzzel maken in je werkboek.

* Leg je kaart op rood als je een vraag hebt, ik loop steeds een vaste route door de klas. 
timer
15:00

Slide 18 - Tekstslide

Afsluiter
Staat er in de onderstaande zin een voorbeeld?

Jordan houdt van Mexicaans eten. Denk dan aan gevulde tortilla's, bonen met rijst en guacamole.

groen = waar
rood = niet waar

Slide 19 - Tekstslide

Afsluiter
Synoniemen zijn woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.


groen = waar
rood =  niet waar

Slide 20 - Tekstslide

Afsluiter
Door een synoniem van een onbekend woord te zoeken in de tekst kan ik achter de betekenis komen van het woord.  

groen = waar
rood =  niet waar

Slide 21 - Tekstslide

Afsluiter
In de volgende zin staat een voorbeeld: 

Sarah werkt in een brasserie, een plek waar je kunt eten en drinken.

groen = waar
rood =  niet waar

Slide 22 - Tekstslide

Afsluiter
In de volgende zin staat een omschrijving: 

Dirk moet zijn medicijnen ophalen bij de apotheek, een plek waar je medicijnen kunt krijgen/ kopen.

groen = waar
rood =  niet waar

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk?



* Bladzijde 11 t/m 14 - opdracht 1 t/m 5

* Volgende les kijken we het na.

Slide 24 - Tekstslide