Water - het begin

Water - het begin
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Water - het begin

Slide 1 - Tekstslide

Programma
1. Wat gaan we deze les leren? - de leerdoelen (5 min)
2. Opdracht: Wat weten we al? (5 min)
3. Opdracht: zoet- en zoutwater (2 min)
4. Uitleg: het verschil tussen zoet- en zoutwater (8 min)
5. Opdracht: de waterkringloop (12 min)
6. Uitleg: de waterkringloop (10 min)
7. Verwerken: examenvragen (10 min)
8. Afronding - hoe hebben we gewerkt en wat hebben we geleerd? (7 min)

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Focusvraag:
Kun je verklaren over hoe water zich beweegt in de natuur, en snap je echt het verschil tussen zoet en zout water?

Aan het eind van deze les kun je uitleggen:
1. wat het verschil is tussen zoet- en zout water;
2. hoe de waterkringloop werkt en deze tekenen;
3. wat de begrippen verdamping, condensatie, infiltratie en afstroming betekenen.


Slide 3 - Tekstslide

Opdracht: wat weten we al over water?
Wat: checken wat je allemaal al weet over het onderwerp 'water'

Hoe: 
  • Maak samen met je groepje  een mindmap of tekening op A4.
  • Schrijf of teken alles wat jullie al weten over water.

Klaar: 
  •  Overleg met elkaar + onderstreep de dingen waarvan jullie denken dat ze belangrijk zijn voor het examen.

Hulp: je groepsgenoten
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Op je wisbordje
Hoe?
Alleen + zonder te praten + zonder bij een ander te kijken.
Houd je bordje pas omhoog als de docent het zegt.

Opdracht: Welke van de onderstaande stellingen zijn juist? Kies alle juiste antwoorden.

A) In de zee zit heel veel water, maar dat water is zout en kun je niet drinken.
B) Het meeste water op aarde is zoet water.
C) In rivieren en meren zit zoet water dat je kunt drinken.
D) Bijna al het zoete water op aarde is makkelijk beschikbaar als drinkwater.
E) Het grootste deel van het zoete water op aarde zit in ijs of sneeuw.


timer
1:30

Slide 5 - Tekstslide

Zoet en zout
De aarde bestaat uit land (30%) en water (70%)


Dat water komt voor in 2 soorten:
Zoetwater (3%)
Zoutwater (97%)

Zoetwater kunnen mensen, dieren en planten wel drinken.
Zoutwater kunnen mensen, dieren en planten niet drinken.


Bedenk voor jezelf: Tegen welk probleem lopen we aan?

Slide 6 - Tekstslide

Zoet en zout
Om even over na te denken:
Al het water op aarde is samen 100% -> 97% zout + 3% zoet = 100%
Al het zoetwater op aarde is ook 100%


Zoetwater is het water dat mensen, dieren en planten kunnen drinken.
Maar....
99% van het zoete water zit te diep in de bodem of vast in sneeuw en ijs.
1% van het zoete water kunnen we winnen en dus gebruiken.


Bedenk voor jezelf: Tegen welk probleem lopen we aan?

Slide 7 - Tekstslide

Op je wisbordje
Hoe?
Alleen + zonder te praten + zonder bij een ander te kijken.
Houd je bordje pas omhoog als de docent het zegt.

Opdracht: Geef antwoord op de volgende vragen. Een berekening mag ook!
1. Hoeveel kinderen zitten er in totaal in deze klas + hoeveel procent is dit?
2. Hoeveel kinderen in de klas zijn meisje + hoeveel procent is dit?
3. Hoeveel van de meisjes in de klas hebben een bril + hoeveel procent van alle meisjes is dit?
4. Hoeveel van de meisjes in de klas hebben een bril + hoeveel procent van alle leerlingen in de klas is dit?


Conclusie: van al het water op aarde is maar 3% zoet. En van dat zoete water, kunnen we maar 1% gebruiken!
timer
3:00

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht: de waterkringloop
Wat: het water op aarde bevindt zich in een constante kringloop. Hoe werkt deze kringloop?

Hoe: 
  • Zoek op wat de volgende begrippen betekenen: kringloop, verdamping, infiltratie, condensatie, afstroming.

  • Schrijf de uitleg in je eigen woorden op in je schrift -> let op: je moet het straks kunnen uitleggen!


Klaar: 
  • Bekijk de afbeelding die je hebt gekregen. Zet de begrippen verdamping, infiltratie, condensatie en afstroming op de juiste plaats in de tekening.

Hulp: Gebruik ChatGPT (bedenk goed wat je gaat vragen!) of je eigen kennis.

timer
12:00

Slide 9 - Tekstslide

De waterkringloop in stappen
Stap 1: de zon schijnt en verwarmt het water (van de zee);
Stap 2: het (zee)water verdampt door de warmte en de waterdamp stijgt op;
Stap 3: hoog in de lucht is het kouder en condenseert de waterdamp tot wolken;
Stap 4: uit de wolken valt neerslag (regen, hagel, sneeuw) terug in de zee, of...
Stap 5: de neerslag stroomt af via rivieren naar de zee of zakt in de grond (= infiltratie) en stroomt zo terug naar zee.

paars = de korte waterkringloop
zwart = de lange waterkringloop


Slide 10 - Tekstslide

De waterkringloop in stappen
Op je wisbordje:
Welke stap mist er in deze afbeelding?

Slide 11 - Tekstslide

Verwerken: examenvragen
Wat: kunnen we met wat we nu geleerd hebben examenvragen beantwoorden?

Hoe: 
  • werk alleen en praat dus helemaal niet!
  • lees de vragen door + onderstreep de belangrijke begrippen.
  • wat weet je over deze begrippen?
  • maak de 4 examenvragen binnen de tijd


Klaar: 
  • Maak vraag 5, de extra vraag

Hulp: Geen!

timer
8:00

Slide 12 - Tekstslide

Afsluiting: hebben we (juist) geleerd?
Reflectie:
Hoe hebben jij gewerkt?
Hoe heeft de klas gewerkt?
Hoe deed de juf het?

Leerdoelen:
1. wat het verschil is tussen zoet- en zout water;
2. hoe de waterkringloop werkt en deze tekenen;
3. wat de begrippen verdamping, condensatie, infiltratie en afstroming betekenen.

Check: hebben we (juist) geleerd?
Schrijf je naam op de post-it en beantwoord de vraag op de laatste slide!


Slide 13 - Tekstslide

Afsluiting: hebben we (juist) geleerd?
Check: hebben we (juist) geleerd?
Schrijf je naam op de post-it en beantwoord de vraag.

Welke antwoorden zijn juist?
1. Er is (veel / weinig) drinkwater beschikbaar op aarde.
2. Het meeste water op aarde is (zoet / zout).
3. De waterkringloop wordt in werking gezet door de (wolken/ zon).
3. Afstroming en infiltratie horen bij de (korte / lange) waterkringloop.


Slide 14 - Tekstslide