5.1 Een stroomkring maken

5.1 Een stroomkring maken
Lesdoelen:
Aangeven wat er nodig is voor een stroomrking.
Wat geleiders en isolatoren zijn.
Een ampèremeter juist aflezen.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

5.1 Een stroomkring maken
Lesdoelen:
Aangeven wat er nodig is voor een stroomrking.
Wat geleiders en isolatoren zijn.
Een ampèremeter juist aflezen.

Slide 1 - Tekstslide

Voor een stroomkring heb je nodig:
- een spanningsbron (hier de batterij)
- verbindingen (hier de snoeren)
- een apparaat (hier het lampje)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

De stroomsterkte meten

Slide 4 - Tekstslide

De stroomsterkte meet je met een ampèremeter.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Omreken ampère/milliampère
Het symbool van stroomsterkte: I 
De eenheid: A 

1 A = 1000 mA
1 m A = 0,001 A

V.b Reken om      a) 3 A = .....mA         b) 200 mA =....A

Slide 7 - Tekstslide

5 Controle vragen
Neem over en reken om:

2 mA = .........A
30 A =..........mA
562 mA =.....A

Slide 8 - Tekstslide

4 Lees de ampèremeter af

Slide 9 - Tekstslide

5.2 Spanningsbronnen
Leerdoelen: 
  • Je kunt uitleggen wat spanning is en hoe je de spanning meet. 
  • Je kunt het verschil tussen stroomsterkte en spanning uitleggen. 
  • Je kunt de spanning berekenen als je batterijen in serie schakelt. 
  • Je weet voor welke spanning de meeste huishoudelijke apparaten zijn ontworpen en wat je nodig hebt om apparaten die op een lagere spanning werken op een stopcontact te kunnen aansluiten.

Slide 10 - Tekstslide

Spanning
Vrijwel alle apparaten om ons heen, werken op elektriciteit.
Meestal wordt die elektriciteit gehaald uit het stopcontact of uit batterijen. Dit noemen we een stroombron of spanningsbron.
We kennen verschillende soorten spanningsbronnen. Batterijen, dynamo’s en generatoren. 


Slide 11 - Tekstslide

.
spanning wordt gemeten in volt

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Spanning
Als je een motortje of een lampje wil aansluiten moet je daarvoor de goede spanningsbron gebruiken.

Een lampje die het beste werkt bij 9 V zal heel zwak branden bij 3 V. Bij 12 V is de stroom zo sterk dat het lampje doorbrandt.

Slide 14 - Tekstslide

In serie schakelen
Als je met meerdere batterijen werkt moet je die zo aan elkaar aansluiten dat de stroom goed gaat lopen.
Dit noem je “in serie schakelen”

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Ampère staat voor
A
spanning
B
druk
C
stroomsterkte

Slide 20 - Quizvraag

Voorbeelden van isolatoren zijn
A
zilver, hout en koper
B
rubber, ijzer en water
C
plastic, goud en aluminium
D
hout, rubber en plastic

Slide 21 - Quizvraag

Wat zijn allemaal geleiders?
A
plastic, rubber, glas
B
plastic, glas, koper
C
koper, zilver, steen
D
koper, zilver, ijzer

Slide 22 - Quizvraag

Iedere batterij is 1,5 V.
Hoeveel Volt komt er uit
deze spanningsbron?
A
1,5 V
B
3 V
C
4,5 V
D
6 V

Slide 23 - Quizvraag

Noem 3 onderdelen van deze stroomkring en beschrijf wat er gebeurt.

Slide 24 - Open vraag

Hoe noemen we alle stoffen die de stroom slecht geleiden?
A
Plastic
B
Geleiders
C
Isolatoren
D
Metalen

Slide 25 - Quizvraag

Als je plast tegen schrikdraad;
1 krijg je krijg je een gesloten stroomkring.
2 doe je dit daarna (gewoonlijk) nooit meer.
A
1 en 2 juist
B
1 juist
C
2 juist
D
allebei fout

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Video