10. week 4. Inleiding, kern en slot

WAT WE DEZE LES GAAN DOEN
1. Over Bouwsteentoets 3 Inleiding, kern en slot

2. Theorie over Inleiding, kern en slot

3. Zelfstudie
     3a Woordenschat Bouwsteen 3
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

WAT WE DEZE LES GAAN DOEN
1. Over Bouwsteentoets 3 Inleiding, kern en slot

2. Theorie over Inleiding, kern en slot

3. Zelfstudie
     3a Woordenschat Bouwsteen 3

Slide 1 - Tekstslide

1. OVER BOUWSTEENTOETS 3

Wanneer: vrijdag 3 februari

Waarover: inleiding, kern, slot 



Hierna volgen slides met een toelichting op dit onderwerp.

Slide 2 - Tekstslide

2. INLEIDING / KERN / SLOT
Wat is het doel van een inleiding? 

Hoe schrijf je je boodschap het makkelijkst leesbaar? 

Waarom gebruik je een slot? 

Wanneer gebruik je deze indeling of opbouw? 

Slide 3 - Tekstslide

INLEIDING, KERN EN SLOT
► Je gebruikt een inleiding, kern en slot bij al jouw schrijven en ook spreken.

Voorbeelden
  • sollicitatiebrief
  • memo
  • betoog
  • klachtenbrief
  • werkstuk
  • brief, zowel zakelijk als persoonlijk


Slide 4 - Tekstslide

INLEIDING
► Met de inleiding leid je jouw tekst in. Wat kan de lezer verwachten? Hoe houd je zijn of haar aandacht vast? 

KENMERKEN 
- Eén alinea. 
- Je schrijft achter elkaar door, dus zonder witregels of Enters.
- Vaak een anekdote, of iets wat je zag / hoorde. Een voorbeeld waardoor meteen duidelijk wordt waar jouw tekst over gaat en waardoor de lezer 'gegrepen' wordt.
 



Slide 5 - Tekstslide

KERN
► De kern of het middenstuk bestaat uit jouw boodschap.


KENMERKEN
- Meer dan één alinea.
- Elke alinea heeft een eigen (deel)onderwerp. 
- Bij een artikel gebruik je tussenkopjes / titels van de alinea's. 


NB schrijf de kern ALTIJD in alinea's

Slide 6 - Tekstslide

SLOT
► Het slot is de samenvatting van jouw boodschap. Of je geeft een eigen conclusie. Het kan ook een blik op de toekomst geven of de lezer een vraag meegeven. Vier functies dus. 



KENMERKEN
- Eén alinea.
- Je eindigt met een uitsmijter / soundbite, een pakkende zin om de lezer bij voorkeur aan het denken te zetten. Iets grappigs kan ook. 



Slide 7 - Tekstslide

3. ZELFSTUDIE
Op de slide hierna vind je de opgaven in Taalblokken, ter voorbereiding op de tussen- en eindtoets.








Slide 8 - Tekstslide

TAALBLOKKEN 3F
Taalblokken 3F: Inleiding, kern en slot 
1. Voorbeeld & theorie, alle opdrachten maken. 

Maak daarna de oefeningen / opdrachten van Lezen en luisteren 3F:
Blz. 1 t/m 3: opgave 1 t/m 8     Blz. 5: opgave 13, 14
Blz. 6: 16 t/m 18                          Blz. 14: opgave 45 t/m 47
Blz. 15: opgave 49 t/m 50        Blz. 20: opgave 64
Blz. 21: opgave 67 t/m 68

NB vergeet de Woordenschat Bouwsteen 3 niet, ook onderdeel van de toets!



timer
30:00

Slide 9 - Tekstslide

3a. WOORDENSCHAT BOUWSTEEN 3
Ga naar (het dashbord van) Taalblokken.
In het linkermenu zie je Woordenschat staan.
Klik 3F aan
Klik Bouwsteen 3 aan van Woordenschat. 

► Bekijk de woorden van Bouwsteen 3. Zitten er woorden tussen die je lastig vindt? Maak dan de opgaven die daarbij horen. 




Slide 10 - Tekstslide

EINDE VAN DE LES

Slide 11 - Tekstslide