Nederlands 1 februari

Nederlands Vandaag
  • Vanaf vandaag komt mevrouw Bakker met ons meelopen.
  • Spreekoefening
  • Oefenen met werkwoorden
  • Tweede uur NUMO > werkwoordspelling  (minimaal 25 min)
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Nederlands Vandaag
  • Vanaf vandaag komt mevrouw Bakker met ons meelopen.
  • Spreekoefening
  • Oefenen met werkwoorden
  • Tweede uur NUMO > werkwoordspelling  (minimaal 25 min)

Slide 1 - Tekstslide

Jezelf voorstellen
  • Mevrouw Bakker stelt zich voor.
  • Jullie stellen je aan haar voor: je vertelt hoe je heet, hoe oud je bent, waar je woont en je vertelt iets grappigs/bijzonders/unieks over jezelf > wat past écht bij jou?
  • Denk aan de spreekregels: duidelijk praten, niet te snel, maak oogcontact, actieve houding. 

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling werkwoorden
Wat zijn ook alweer werkwoorden?


Slide 3 - Tekstslide

Bedenk drie werkwoorden (meer mag!)

Slide 4 - Open vraag

Ik fiets...
Welke vormen zijn er nog meer?

Slide 5 - Open vraag

Enkelvoud
Meervoud
Ik
Jij
Hij
U
Wij
Jullie
Zij
Zij

Slide 6 - Sleepvraag

Zij fietst naar school.
Wat weet je van deze "zij"

Slide 7 - Open vraag

Zij lopen over straat.
Wat weet je van deze "zij"?

Slide 8 - Open vraag

Wat een mooie fietsen!
Is fietsen hier een werkwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quizvraag

Hij kreeg nieuwe schaatsen voor zijn verjaardag. Wat is het werkwoord?
A
Kreeg
B
Schaatsen

Slide 10 - Quizvraag

Om de juiste vorm van het werkwoord te maken heb je de stam nodig. Hoe maak je de stam?

Slide 11 - Open vraag

Zelf aan de slag!
  • Je krijgt een opdracht op papier.
  • De eerste doen we samen, daarna mag je in je eigen tempo verder werken.

Slide 12 - Tekstslide

De stam
De meeste werkwoorden eindigen op -en
Kijk maar: lopen, fietsen, lachen rijden, spelen, drinken, typen.
De stam maak je door de -en eraf te halen.
fietsen > fiets
drinken > drink
Uitzonderingen: doen, gaan, slaan, staan, zien en zijn, deze werkwoorden gaan net even anders.

Slide 13 - Tekstslide

NUMO
Nederlands > werkwoordspelling

Slide 14 - Tekstslide