Tekstverbanden en signaalwoorden - B1B

Nederlands 
B1B

5 april 2023
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Nederlands 
B1B

5 april 2023

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Lesdoelen

Aan het eind van deze les: 

- ken je minimaal vier verbanden met de bijbehorende signaalwoorden

- kun je verbanden en signaalwoorden in teksten herkennen

- kun je verbanden en signaalwoorden in je eigen (geschreven of gesproken) teksten gebruiken.


Slide 3 - Tekstslide

Vier tekstverbanden

Er zijn nog meer tekstverbanden. Dit zijn voorlopig de belangrijkste.
  1. Opsomming
  2. Tegenstelling
  3. Oorzaak - gevolg
  4. Reden, verklaring, argument

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord?
• Verbindingswoorden 
•Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s

Slide 5 - Tekstslide

Opsomming

Een voetbalteam bestaat uit: een keeper, verdedigers, middenvelders, aanvallers, een coach, wisselspelers en een verzorger.


Signaalwoorden zijn:

ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte, en.

Maar ook: dubbele punt (:); liggende streepjes (-); getallen (1,2,3); dots.

Slide 6 - Tekstslide

Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 7 - Tekstslide

Bedenk een goede Nederlandse zin met een opsomming daarin.

Slide 8 - Open vraag

tegenstelling

Vanmorgen moest ik vroeg opstaan, maar morgen kan ik uitslapen.


 Signaalwoorden zijn:

tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant...aan de andere kant.

Slide 9 - Tekstslide

Bedenk een goede Nederlandse zin met het signaalwoord 'toch' of 'hoewel'

Slide 10 - Open vraag

Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan

Slide 11 - Tekstslide

Bedenk een goede Nederlandse zin met het signaalwoord 'doordat' of 'als gevolg van'

Slide 12 - Open vraag

Wat is in de volgende zin een signaalwoord en hoe noem je het tekstverband?
Ik ben te laat, omdat ik me heb verslapen.

Slide 13 - Open vraag

Verklaring / argument
Want, omdat, daarom, vanwege, immers,

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Vragen?
vragen?

Slide 16 - Tekstslide