oefenen tentamen grammatica 2

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Grammatik

Je hebt geleerd dat de functie van een zinsdeel erg belangrijk is

• Onderwerp = 1e naamval
• Lijdend voorwerp = 4e naamval
• Meewerkend voorwerp = 3e naamval

In deze gevallen veranderen de woorden uit Der- en Ein-Gruppe

Grammatik

Voor de 1e en de 4e naamval is een ezelsbruggetje te bedenken

• de '' hij/hem-regel''
• In de 4e naamval veranderen alleen de mannelijke woorden uit de Der- en Ein-Gruppe.

hij= onderwerp=1e naamval

hem=lijdend voorwerp=4e naamval (ook bij V / O / MV)

D-groep	M	V	O	MV
1	der	die	das	die
3	dem	der	dem	den
4	den	die	das	die

E-groep	M	V	O	MV
1	kein	keine	kein	keine
3	keinem	keiner	keinem	keinen
4	keinen	keine	kein	keine

der-groep

ein-groep

der

kein-

dies-

die

welch-

solch-

mein-

manch-

sein-

unser-

das

jed-

all-

euer-

ihr-

dein-

jen-

Ihr-

Grammatik

Gelukkig is er ook een andere manier om de naamval te bepalen

• Na bepaalde voorzetsels krijg je altijd een vaste naamval.

Grammatik

Als je je ouders vraagt naar naamvallen noemen ze vast dit rijtje:

• aus - bei - mit - nach - seit - von - zu

Na een van deze voorzetsels krijg je altijd de 3e naamval!

Grammatik

Als je je ouders vraagt naar naamvallen noemen ze vast dit rijtje:

• durch - für - gegen - ohne - um

Na een van deze voorzetsels krijg je altijd de 4e naamval!

Grammatik

Als je je ouders vraagt naar naamvallen noemen ze vast dit rijtje:

• an - auf - hinter - neben - in - über - unter - vor - zwischen

Na een van deze voorzetsels krijg je altijd de 3e of 4e naamval!

Grammatik

Als je je ouders vraagt naar naamvallen noemen ze vast dit rijtje:

• an - auf - hinter - neben - in - über - unter - vor - zwischen

Wo? / Wann? = 3e nmv

Wohin? = 4e nmv

Welke voorzetsels horen bij welke categorie? Slepen maar!

Voorzetsels + 3

Voorzetsels + 4

durch 

nach

mit

für

ohne

bei

zu

seit

von

um

aus

gegen

Welke volgorde is juist bij het
Mannelijk - der groep

1. die - der -die
2. das - dem -das
3. der - dem - den
4. die - den - die

Welke volgorde is juist bij het
Onzijdig - der groep

1. die - der -die
2. das - dem -das
3. der - dem - den
4. die - den - die

Welke volgorde is juist bij het
Meervoud - der groep

1. die - der -die
2. das - dem -das
3. der - dem - den
4. die - den - die

Welke volgorde is juist bij het
Vrouwelijk - der groep

1. die - den -die
2. das - dem -das
3. der - dem - den
4. die - der - die

Welke volgorde is juist bij het
Mannelijk - ein groep

1. meine - meinen -meine
2. mein - meinem -mein
3. meine - meiner- meine
4. mein - meinem - meinen

Welke volgorde is juist bij het
Meervoud - ein groep

1. meine - meinen -meine
2. mein - meinem -mein
3. meine - meiner- meine
4. mein - meinem - meinen

Welke volgorde is juist bij het
Vrouwelijk - ein groep

1. meine - meinen -meine
2. mein - meinem -mein
3. meine - meiner- meine
4. mein - meinem - meinen

Welke volgorde is juist bij het
Onzijdig - ein groep

1. mein - meinem -mein
2. meine - meinen -meine
3. meine - meiner- meine
4. mein - meinem - meinen

Welk zinsdeel is de 4e naamval in de zin?

1. lijdend voorwerp
2. onderwerp
3. meewerkend voorwerp
4. werkwoord

Welk zinsdeel is de 3e naamval in de zin?

1. lijdend voorwerp
2. onderwerp
3. meewerkend voorwerp
4. werkwoord

Hoe vind je het lijdend voorwerp (4e nv) in de zin?
Je vraagt naar.......

1. hij/zij
2. hem of haar
3. hen
4. aan/voor hem of haar

Hoe vind je het meewerkend voorwerp (3e nv) in de zin?
Je vraagt naar.......

1. hij/zij
2. hem of haar
3. hen
4. aan/voor hem of haar

Ich gebe ... (de) Mann (M) eine Hand.

1. den
2. dem
3. der
4. einem

... (de) neue Tasche (V) gefällt mir!

1. der
2. eine
3. die
4. den

Hast du ... (een) Bruder (M)?

1. ein
2. einer
3. den
4. einen

Vul de juiste naamvallen in:
D... Mann (M) sieht d... Kind (O).

1. Die Mann, das Kind
2. Der Mann, die Kind
3. Der Mann, das Kind
4. Die Mann, den Kind

Gibst du ... (mij) bitte ... (de) Kaffee (M)?

1. mir- der
2. mich -der
3. mir- den
4. mich- den