V2 8-4
1 / 16
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
stopwatch
00:00
Persoonlijk voornaamwoord
&
Voorzetsels
&
Voorzetsels
Slide 5 - Woordweb
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Mit (hem) ist alles viel schöner
A
ihn
B
ihm
C
er
D
dir
Slide 9 - Quizvraag
Ich gehe zu .... (jou)
A
dir
B
dich
C
du
D
ihm
Slide 10 - Quizvraag
"Naar" wordt in het Duits vertaald door ....
A
zu
B
nach
C
bei
D
nach & zu
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Welk rijtje voorzetsels hoort bij de derde naamval?
A
aus, durch, für, von, zu, bei, AuBer
B
seit, aus, für, in, an, bei, mit, entgegen
C
aus, bei, mit, nach, seit,von, zu, AuBer, entgegen, gegenüber
D
mit, seit, zu, aus, neben, zwischen, gegenüber
Slide 13 - Quizvraag
Ich bin hier (met haar)
Slide 14 - Open vraag
ihr
euch
Ihnen
uns
du
mit... (haar)
bei ... (jullie)
nach (U)
zu ... (ons)
(jij) ... gehst
