Ch. 5, Gramm. D - La négation havo2

Aujourd'hui
  • grammatica D/ch.5
  • oefenen 
  • huiswerk/les devoirs

mercredi 16
mars
Doelen: Aan het einde van deze les kun je zinnen ontkennend maken in het Frans
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui
  • grammatica D/ch.5
  • oefenen 
  • huiswerk/les devoirs

mercredi 16
mars
Doelen: Aan het einde van deze les kun je zinnen ontkennend maken in het Frans

Slide 1 - Tekstslide

de ontkenning 


 
ne ... pas

Slide 2 - Tekstslide

De ontkenning
Léa habite à Paris, Luc n'habite pas à Paris.
Léa woont in Parijs. Luc woont niet in Parijs.

  • ne..pas = niet of geen 
  • ne...pas staat om de persoonsvorm heen (denk aan een 'bril')
  • de persoonsvorm is vaak het eerste werkwoord in de zin
  • persoonsvorm met klinker / stomme h : ne...pas --> n'...pas

Slide 3 - Tekstslide

De 'bril':

Slide 4 - Tekstslide

De ontkenning
Elle travaille.  
Zij werkt.

Elle ne travaille pas.
Zij werkt niet.

  • ontkenning in de zin: staat voor en achter de persoonsvorm

Slide 5 - Tekstslide

De ontkenning
Tu as mangé des frites.
Jij hebt friet gegeten.

Tu n’as pas mangé de frites.
Jij hebt geen friet gegeten.
  • ook bij zinnen in de voltooide tijd (passé composé) staat de ontkenning voor en achter de pv
  • staat er in de gewone zin: du / de la/ de l’ / des, na een ontkenning verandert dat in -> de

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Faites attention!

c'est bien = het is goed
ce n'est pas bien = het is NIET goed

il y a = er is/er zijn
il n'y a pas = er is/zijn niet/geen

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de pv?...
Elle regarde la télé......
A
elle
B
regarde
C
la
D
télé

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin is grammaticaal juist?
A
elle regarde ne pas la télé
B
elle ne pas regarde la télé
C
elle ne regarde la télé pas
D
elle ne regarde pas la télé

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin is grammaticaal juist?
A
C'est ne pas une télévision
B
Ce n'est pas une télévision.
C
Ce ne pas est une télévision.
D
Ce ne télévision pas.

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin is grammaticaal juist?
A
Il y ne pas une télévision
B
Il y n'a pas de télévision.
C
Il n'y a pas de télévision.
D
Il ne pas y a une télévision.

Slide 12 - Quizvraag

Maak ontkennend:
Sophie est sportive.

Slide 13 - Open vraag

Maak ontkennend:
David et Elise sont à l'école.

Slide 14 - Open vraag

de ontkenning (2)
ne ... pas
en andere ontkenningen

Slide 15 - Tekstslide

Denk nog steeds aan 'de bril'!!!

Slide 16 - Tekstslide

Andere ontkenningen

ne ... plus                 =      niet meer
ne ... jamais            =      nooit
ne ... rien                  =      niets
ne ... pas encore   =      nog niet

Slide 17 - Tekstslide

Quiz/controle:
Probeer de volgende zinsdelen in de juiste volgorde te zetten
Er komen nu een aantal sleepvragen:

Slide 18 - Tekstslide

mange
de viande
Il
ne
jamais

Slide 19 - Sleepvraag

ne
sa mère
plus
quoi faire
sait

Slide 20 - Sleepvraag

ne
pas encore
ils
vont
faire du foot

Slide 21 - Sleepvraag

contre la grippe
mes parents
prennent
ne
rien

Slide 22 - Sleepvraag

jamais
au restaurant
dînons
nous
ne

Slide 23 - Sleepvraag

Les devoirs pour demain:

- lees de groene blokken op blz. 22 en 23
- maak in je BOEK oef 16 c, 
17a en c
-leer voc. A + B

Slide 24 - Tekstslide